zondag, december 28, 2008



Twee voorbeelden van communiceren


Soms loopt een mens gewoon tegen dingen aan. Het is zondagochtend en ik ben net uit bed. Ik drink dan een paar koppen koffie en zoek iets te lezen. Ik kom uit bij een stapeltje dat ik op de plank van mijn vrouw heb gelegd omdat ik dacht dat deze artikelen haar misschien zullen interesseren, maar dat ik zelf nog niet goed heb gelezen.

Het eerste artikel heet De keuze van Peter Hagoort en staat in De Academische Boekengids (72, januari 2009, p. 32-35). In ieder nummer van de Boekengids vertelt een wetenschapper over de boeken die een inspiratie vormden in leven, opleiding of onderzoek, aldus de intro. Het interview met Hagoort is geschreven door Eva van den Broek.

Het interview met Hagoort telt in totaal vier bladzijden op ongeveer A4-formaat. Van die vier bladzijden is 1 bladzijde uitgetrokken voor een grote kleurenfoto van Hagoort waar hij je rustig glimlachend vanaf een bank aankijkt.

De drie overblijvende bladzijden zijn rustig, maar wel goed en doordacht vormgegeven. Er zijn een paar passages uit het interview uitgelicht en groot gezet. In een grijs kadertje is een gedichtje dat Hagoort schreef bij de geboorte van zijn dochter Lale opgenomen. De tekst is per blad verdeeld over 3 kolommen. Dat leest prettiger dan die lange regels die maar doorlopen.

Die boekenlijstjes van Nederlandse wetenschappers vallen soms mee, maar vaker tegen, is mijn ervaring. Ik begin dus wat lusteloos te lezen. Bij keuze nummer 2, Idolen van de psycholoog van Linschoten, heb ik een flits van herkenning. Even verder krijgt de taalkunde een draai om de oren. "De taalkunde is, ironisch genoeg, een ontoegankelijk en geisoleerd vakgebied geworden dat weinig communiceert." Dat durft niet iedereen hardop te zeggen.

Dan gaat het opeens snel. Ogenschijnlijk zit Hagoort te praten over zijn favoriete boeken. In werkelijkheid zit hij een college onderzoeksmethodologie te geven zonder dat je dat eigenlijk zo in de gaten hebt. Moeiteloos schudt hij even een serie belangrijke principes uit zijn mouw. Dat is nog niet alles. Bij ieder principe weet hij ook onmiddellijk een voorbeeld te geven of aan te geven waar hij het op baseert. Het gaat allemaal heel terloops en speels, maar ondertussen gaan er een paar stevige en fundamentele inzichten de tafel over.

Het tweede 'artikel' is een krantje van de Nederlandse Taalunie: Taalpeil (november 2008). Het is A3 formaat (dus 2 vellen A4 tegen elkaar aan) en telt maar liefst 12 bladzijden. De introtekst luidt: "In deze krant feiten, cijfers en meningen over de Nederlandse taal in Suriname, Nederland en Vlaanderen." De inhoud bestaat volgens de inhoudsopgave daaronder uit: Werken aan heldere taal, Taalgebruik van de overheid, Taalbeleid. Verder bevat het de resultaten van het Taalpeilonderzoek 2008. Dat onderzoek bestond uit 2 delen. Een publieksonderzoek en een ambtenarenonderzoek.

De opmaak is nogal wild en onrustig. Het is allemaal erg kleurig en het zijn vaak heel korte stukjes. De plaatjes en kleurtjes en kadertjes vliegen je tegemoet. Het doet erg denken aan blaadjes als De Spits of het voormalige Dag.

Verantwoordelijk voor de tekst en uitgave is volgens het colofon de Nederlandse Taalunie. Het Taalpeilonderzoek werd uitgevoerd door Tredbox BV en de Nederlandse Taalunie. Er werden 503 vragenlijsten ingevuld in Nederland, 302 in Vlaanderen, terwijl in Suriname 251 personen face-to-face werden geinterviewd. Voor het ambtenarenonderzoek werden door Nederlandse en Vlaamse ambtenaren 1500 digitale vragenlijsten beantwoord.

Over de selectie van de respondenten verder geen woord. Ook kun je je natuurlijk afvragen wat de waarde is van stellingen als: ''Uit het publieksonderzoek (...) blijkt dat het heel erg meevalt met het onbegrip. Ruim de helft van de Vlamingen, Nederlanders en Surinamers zegt dat ze de overheid gemakkelijk tot heel makkelijk begrijpen. Maar 1 op de 10 ondervraagden noemt teksten van de overheid 'moeilijk' of 'zeer moeilijk' te begrijpen."

Wat moet je met dit soort conclusies? Natuurlijk denkt bijna iedereen altijd alles te begrijpen. Maar op het moment dat je mensen een formulier laat invullen, kom je vervolgens tot totaal andere conclusies.

Het hele krantje van 12 bladzijden staat boordevol kleurtjes, kadertjes, feitjes, weetjes, opinies, citaten, maar uiteindelijk staat er niets in dat de moeite van het weten waard is.

Twee voorbeelden van communicatie. Wat blijft er hangen? In het interview met Hagoort hoor je iemand praten die over dingen heeft nagedacht, daar mee bezig is geweest en nu als het ware terloops dat over het kopje koffie heen nog even vertelt. In het krantje van de Taalunie schreeuwen de kleuren je tegemoet, maar heeft men over het doen van onderzoek nog nooit nagedacht, laat staan dat men iets zinnigs te vertellen heeft.

Het grappige vind ik ook dat je het hier precies het omgekeerde zou verwachten. Een hoogleraar/onderzoeker kan immers wel eens wat ontoegankelijk formuleren. Van een instelling als de Taalunie verwacht je dat men alles weet van communiceren.

Maar eigenlijk denk ik dat dat niet eens het grootste probleem is, hier. Het is niet alleen een kwestie van kunnen communiceren. Voordat je iets kunt communiceren, moet je iets te vertellen hebben. Je hebt kennis nodig, inzichten, informatie. Pas als je die hebt, valt er ook iets te communiceren.

De Taalunie probeert dat gebrek aan inhoud te camoufleren met een groot formaat krantje, met veel bladzijden, met veel kleurtjes, met een drukke opmaak. Maar als je dan toevallig twee zulke totaal verschillende teksten na elkaar leest, is het verschil voor een goede lezer onmiskenbaar.

Het is ook mogelijk dat heel veel t.v.-kijkende jongeren zo ingesteld zijn op de kleurige en bewegende beelden die niet verder verwerkt hoeven te worden, dat ze het verschil helemaal niet zien. Bij reacties op internet merk je tenminste vaak dat veel mensen eigenlijk helemaal niet goed begrijpen waar het bericht precies over ging. Maar goed, dat is misschien een ander item, lijkt me, of vergis ik me nu?