dinsdag, januari 15, 2008


Volkskrant kleunt mis met "Emancipatiedrang hapert"


De Volkskrant weet op zaterdag 12 januari 2008 op de voorpagina te melden: Emancipatiedrang hapert bij jongeren. Het stukje is van Mirjam Schöttelndreier. "Amsterdam Bij jonge hoogopgeleide vrouwen lijkt de emancipatiedrang te haperen."

Pardon, wat hapert er? De emancipatiedrang. Als man ken ik de seksdrang. En natuurlijk hou ik van lekker eten, dus een eetdrang zal ik ook wel van tijd tot tijd hebben. Maar wat is een emancipatiedrang? Ik hoor mijn vrouw er nooit over: Vandaag heb ik last van mijn emancipatiedrang; ik moet even emanciperen. En dat is nog niet alles. De emancipatiedrang hapert. Kennelijk is het dus een soort machine. Een drang die tegelijkertijd ook nog machine is? Is dat niet wat gek? Ik heb eetdrang zo af en toe, maar kun je zeggen dat mijn eetdrang hapert als ik een keer wat minder trek heb? De Volkskrant wel. Als lezer van de Volkskrant denk ik soms dat de Volkskrant alles kan.

Wat zou volgens het stukje "emancipatiedrang" dan precies zijn en waarom zou die bij jonge hoogopgeleide vrouwen haperen?
"Jongere vrouwen zijn negatiever over de combinatie zorg voor de kinderen en werk dan oudere vrouwen. Dit blijkt uit een Volkskrant-enquête op de website hartenziel.nl."
Als je dus negatief bent over de combinatie kinderen-werk dan hapert de emancipatiedrang. Met andere woorden: als je positief denkt over de combinatie kinderen-werk dan ben je een goed geëmancipeerde vrouw. Wat een onzin!

Met 'emancipatie' bedoelen we volgens de online Van Dale: streven naar gelijkgerechtigdheid, zelfstandigheid, eerlijker maatschappelijke verhoudingen. Als het dan gaat over de combinatie kinderen en baan, dan zijn vrouwen in doorsnee nog steeds duidelijk achtergesteld ten opzichte van mannen. In de praktijk doet de vrouw de hoofdmoot van de verzorging van de kinderen en moet ze dat ook nog eens proberen te combineren met liefst een full-time baan. En als ze dat leuk vindt en ziet als een echte uitdaging, dan zou ze goed geëmancipeerd zijn. Wie is hier nu gek?

Een geëmancipeerde vrouw is een vrouw die voor haar rechten opkomt. Dat betekent dat de zorg voor de kinderen en het werk van de banen eerlijk en gelijkwaardig met het mannetje gedeeld moeten worden. Uit cijfers weten we, dat dat nog veel te wensen overlaat. Maar zou je als vrouw blij moeten zijn met die ongelijke verdeling? Kom nou! Juist een vrouw die zwaar tilt aan die ongelijkheid, is geëmancipeerder dan een vrouw die die oneerlijke verdeling zo dolletjes vindt.

Uit het vragenlijst-onderzoek van de Volkskrant 'blijkt dan' dat jonge vrouwen er inderdaad iets zwaarder aan tillen dan oudere vrouwen. Dat is dus een goede ontwikkeling, ook al zijn we er misschien nog lang niet. De emancipatie hapert dus niet, maar gaat zachtjes verder.

Maar dan valt mijn oog op de vermelde percentages. Van de oudere vrouwen vindt 40 procent die combinatie van kinderen-werk een zware druk, van de jongere 42 procent. Een verschil van 2 procent. Dat is akelig weinig. Helemaal wanneer jij als onderzoeker die steekproef niet hebt samengesteld, maar wanneer je de vrouwen via een oproep in de krant geselecteerd hebt.

Binnen de methodologie is het ultieme voorbeeld van hoe het niet moet in dat opzicht nog altijd de beroemde/beruchte Shere Hite, die op basis van een vragenlijst die ze met een glossy meestuurde, tenslotte een uiterst klein percentage van alle uitgezette vragenlijsten ingevuld retour ontving. Op basis van die uiterst selecte steekproef ging ze vervolgens vrolijk de meest verstrekkende conclusies trekken. Nu stapt Mirjam Schöttelndreier opgewekt in haar voetsporen, kennelijk aangespoord door de Utrechtse arbeidspsychologe Louise Boelens, die haar boek "Vrouwen van 50. Lef, lust en nieuwe ambitie" moet promoten.

Tenslotte wordt in het stukje ook nog de verklaring geleverd, waarom al die hoogopgeleide vrouwen last hebben van -- soms ernstige -- stress. Het is hun strenge arbeidsethos en perfectionisme. En hoe weten we dat? Wel, dat zeggen ze zelf.

Grappig genoeg was er in het onderzoek ook nog een controlegroep van mannen. Maar mannen deugen natuurlijk niet, dus het idee dat je een groep mannen als controlegroep kon gebruiken, ging toch echt te ver.

Samenvattend, wat gaat er allemaal in die paar regeltjes mis?
1. In plaats van de logisch correcte conclusie te trekken, trekt men de conclusie die het beste uitkomst.
2. In plaats van zich te realiseren dat 2% wel erg weinig is, doet men alsof het een substantieel verschil is.
3. In plaats van een ongeselecteerde steekproef te gebruiken, gebruikt men een steekproef die zich zelf volledig geselecteerd heeft door met het onderwerp te zwaaien.
4. In plaats van de beschikbare controlegroep te gebruiken, moffelt men die weg.
5. Tenslotte maakt men de fout de antwoorden van de respondenten over de oorzaak-gevolg relatie zondermeer als waar te accepteren. Maar als we bij het vragenlijstonderzoek iets geleerd hebben, is het wel dat je nooit het antwoord van de respondent zonder meer voor waar mag accepteren. Het is een antwoord, het is relevant, maar het is iets anders dan de absolute waarheid.

Ik denk dat het helemaal niet verkeerd is, als een krant zelf onderzoek probeert te doen. Maar probeer het dan op zijn minst een beetje goed te doen. Nog maar net heb ik op deze blog een onderzoek van de EO besproken. Ook dat had zijn beperkingen, maar wat gerapporteerd werd, klopte en was ter zake en was de moeite waard. In de Telegraaf vond ik kort geleden een ander voorbeeld waarin de krant zelf onderzoek deed op het gebied van depressies. Simpel, beperkt, verantwoord en toch informatief. En ook nog eens een elegante oplossing voor die sterke zelfselectie op onderwerp die je krijgt als je lezers vraagt een vragenlijst in te vullen over onderwerp X. Zulke voorbeelden laten zien, dat het dus wel kan.

Waarom gaat het bij de Volkskrant dan mis? Een studie psychologie zou moeten werken als een stevig vaccin, maar doet dat helaas niet altijd. Ik denk ook niet dat het een kwestie is van dikke methodologie- en statistiekboeken doorworstelen. Ik denk dat het meer een bepaalde basishouding is, die helaas soms ontbreekt.


zondag, januari 13, 2008



EO-onderzoek: Jongeren en Seks


NRC Handelsblad besteedt op 8 januari 2008 (p. 18) aandacht aan het programma van de EO: 40 dagen zonder seks in een stukje getiteld Zoenen mag, maar strelen is taboe van Raymond Krul. "Om de stelling te onderbouwen dat jongeren seksueel zijn losgeslagen, liet de EO een onderzoek uitvoeren onder 1.400 jongeren," aldus het artikel.

Op de website die bij het tv-programma hoort (hier), vind ik het wat voorzichtiger geformuleerd:
Voor veel jongeren is het een heel nieuw idee om eens met liefde en trouw te experimenteren in plaats van met seks. Seks is bij de consumptiecultuur gaan horen. Iedere behoefte moet snel bevredigd worden. Honger? Snel eten. Baan niet leuk? Snel een andere baan. Alles moet nu, nu, nu lijkt het wel. Hetzelfde geldt voor seks, dat gaat vaak veel te makkelijk. Zoals een snack die je uit de muur trekt. Het traject dat daar volgens mij aan vooraf hoort te gaan, waarin je iemand eerst beter leert kennen, wordt vaak overgeslagen.


Het vragenlijst-onderzoek is uitgevoerd door Ruigrok | Netpanel via e-mail en Internet. Van 1374 jongeren heeft men volledig ingevulde vragenlijsten retour ontvangen. In totaal werden 6924 mensen benaderd via e-mail. Hiervan vielen 1370 af omdat ze bij nader inzien niet in de doelgroep voelen of niet meer nodig waren. Voor de steekproef heeft men gestreefd naar de juiste aantallen per leeftijdsgroep en per geloofsovertuiging zodat de steekproef representatief zou worden voor Nederlandse jongeren van 14-25 jaar. De adressen zijn ingekocht en komen uit een panel van een onderzoeksbureau. Verder zijn ook nog een aantal EO-jongeren ondervraagd als tweede groep.

Valt er uit dit onderzoek iets te leren? Het probleem met dit soort survey-onderzoek is dat je uiteindelijk als lezer vaak dreigt te verdrinken in een zee van percentages waarvan je niet goed weet, wat je daar nu precies mee moet. Pas wanneer je bepaalde vragen stelt of hebt, zie je soms aan de hand van de percentages, interessante antwoorden. Maar wanneer in het onderzoeksverslag die vragen ontbreken, wat vaak het geval is, wordt het snel een cijferbrij. Ik heb geprobeerd de punten die ik interessant vond, eruit te halen.

Het eerste concrete punt waar men naar vraagt is de relatie. Heeft men verkering, leeft men samen, is men getrouwd of heeft men nog nooit verkering gehad of is die uit geraakt? Van de 19 tot en met 25 jarigen blijkt dan in totaal 43% langer dan een jaar verkering te hebben, samen te wonen of getrouwd te zijn. Een 19% heeft minder dan een jaar verkering. In totaal heeft dus 62% een relatie. Dat lijkt me voor deze leeftijdsgroep niet een onaardige score. Iemand die 19 of 20 is, heeft natuurlijk nog niet altijd verkering o.i.d. Qua hoeveelheid relaties die (in eerste instantie) gevormd worden, lijkt er dus met de jongeren van nu weinig mis, lijkt me. Helaas heb ik geen duidelijke vergelijkingsmaatstaf voor handen en is deze conclusie dus niet echt hard.

Hoe zit het met de seksuele trouw en de relatie? Objectief gezien is er geen enkele reden om automatisch een koppeling te leggen tussen seks en de relatie, maar de ondervraagde jongeren denken op dit punt heel wat traditioneler. Van de meisjes met ervaring met seks zegt 86% dat ze in een relatie hun partner altijd seksueel trouw zijn. Bij de jongens is dit 81%. Een overgrote meerderheid ziet de relatie dus kennelijk vooral ook als een seksuele relatie. Verder legt slechts een kleine minderheid niet die koppeling tussen seksuele trouw en de relatie.

Wat verstaat men precies onder 'seks'? Met seks bedoelt men 'geslachtsgemeenschap' (98%), orale bevrediging (beffen en pijpen) 64%, masturbatie (28%), strelen (17%), zoenen (12%). Ongeveer 2/3 van de respondenten vindt dus dat orale bevrediging ook nog seks is. Clinton had kennelijk wel een punt, toen hij veronderstelde dat dit niet vanzelfsprekend was. Masturberen wordt door de meeste respondenten niet meer gezien als seks en men kan dus zonder seksueel ontrouw te zijn, rustig porno kijken en masturberen. Ook strelen en zoenen worden niet gezien als seks door vrijwel alle respondenten. Shere Hite had met haar opmerking dat de meeste mensen bij seks vooral denken aan het klassieke scenario voor geslachtsgemeenschap dus helemaal gelijk. Op dit punt zijn de jongeren dus niet erg vooruitstrevend: ze hebben een zeer beperkte opvatting van seks. Tegelijkertijd lijkt het vooral een wat mannelijke opvatting: gestreel en gezoen hoeft niet, hup recht op en neer en klaar is kees. De meisjes conformeren zich in dit opzicht mogelijk aan het standpunt van de jongens.

Hoe staat men dan tegenover geslachtsgemeenschap zonder liefde, dus seks-als-snack (p. 24)? Van de niet-gelovige jongeren die ervaring hebben met seks vindt 35% dit prima. Voor de Christelijke jongeren is dat 23%. Jongens zijn op dit punt gemakkelijker dan meisjes. Van de jongens vindt maar liefst 40% dit prima. Bij de meisjes is dat 20%. Er is dus een grote groep jongens die seks zonder liefde prima vindt en ook nog een behoorlijke groep meisjes. De stelling van de EO dat veel jongeren tegenwoordig seks zien als een consumptie-artikel wordt daarmee voor ongeveer 1/3 van de jongeren bevestigd. Bijna de helft van de jongeren met seks-ervaring is het (helemaal) oneens met deze stelling. De seks-als-snack opvatting leeft dus bij een minderheid maar de helft vindt dit een onjuiste opvatting.

Hoevaak heeft men geslachtgemeenschap? In een relatie is de frequentie van de geslachtsgemeenschap in het algemeen een goede maat voor de kwaliteit van de relatie. 57% van de jongeren met ervaring met geslachtsgemeenschap (dat is 56% van de totale groep) zegt 1x per week of vaker geslachtsgemeenschap te hebben. Dat komt dus neer op 32% van de totale groep van 14 tot en met 25 jaar. Ongeveer 68% van de jongeren heeft dus niet regelmatig geslachtsgemeenschap. Dit is van belang omdat ook zaken als geslachtsverkeer het liefst al vrij jong moet worden geleerd. De frequentie van geslachtsgemeenschap lijkt dus bij een ruime meerderheid eerder te laag dan te hoog.

De andere kant van geslachtsgemeenschap is dat het een SOA kan overdragen. Van de jongens geeft 60% op wel eens een condoom te gebruiken. Bij de meisjes is dat 44%. In de praktijk betekent dat vermoedelijk dat bij hooguit 1/3 van alle geslachtsgemeenschappen daadwerkelijk een condoom gebruikt wordt. Seks is dus misschien wel lekker, maar op die manier ook behoorlijk riskant.

Welke redenen geeft men op om seks te hebben? Lekker (92%), seksuele behoefte/lust (74%), en ontspanning (54%) zijn de meest aangekruiste. Sociale redenen noemt men pas daarna: 'dan voel ik me geliefd' (40%), 'omdat ik weet dat mijn partner daar behoefte aan heeft' (37%), 'om de aandacht die ik dan krijg' (18%). Voortplanting wordt door slechts 8% als reden genoemd. Men ziet seks in de eerste plaats als iets dat lekker moet zijn. Redenen die verband houden met de partner worden slechts door een minderheid genoemd. Dit bevestigt een eerdere stelling van mij dat men seks vooral ziet als iets dat leuk en lekker moet zijn zonder dat men zich realiseert dat het ook een belangrijk bindmiddel is in de relatie.

Niet iedereen ziet seks overig als vooral lekker. Zich soms of vaker schuldig voelen ten opzichte van God over het seksuele gedrag, doen 5% van de PKN-jongeren en 6% van de overige gereformeerden.

Van de meisjes geeft 30% aan wel eens tegen hun zin seksuele handelingen te hebben verricht. Bij de jongens is dit 7%. Seks tegen je zin, is natuurlijk geen goede basis om later van seks te genieten of het met plezier te gebruiken in de relatie. Een 8% van de jongeren geeft dan ook niet op als reden voor seks dat het 'lekker' zou zijn. Een 46% geeft niet op het te doen als 'ontspanning' (zie hierboven).

Seks tegen betaling in geld, drank, kleren of beltegoed heeft 1% van de meisjes gehad en 4% van de jongens. Jongens prostitueren zich dus 4x zo vaak als meisjes; dit in tegenstelling met wat soms verondersteld wordt. En verder komt 'breezer-seks' in werkelijkheid dus niet of amper voor. (Dat is dan ook vooral een mythe die door de GGD Amsterdam de wereld in is geslingerd, verder in feite nergens op berust en vervolgens door de media dankbaar is overgenomen.)

Hoe zit het met het porno-probleem? Het grootste en belangrijkste probleem op seksueel gebied en binnen relaties is momenteel vermoedelijk het porno-probleem. In een 'normale' relatie vormt de vrouw met haar gedrag en uiterlijk de prikkel waarop de man reageert met klaarkomen. Door de opkomst van de tv, internet e.d. met zachte en harde porno kan de man gemakkelijk geprikkeld raken en zelf klaarkomen. Vervolgens gaat hij de prikkel die zijn vrouw vormt, vergelijken met de prikkel die de porno vormt. Voor een vrouw is dat een moeilijk te winnen strijd. Het gevolg is dat de frequentie van het geslachtsverkeer afneemt en dat dit eventueel tenslotte achterwege blijft. Daarmee is echter ook een belangrijk bindmiddel tussen de partners verdwenen. Een ander effect van porno kan zijn dat de man onvoldoende gemotiveerd is om een relatie te zoeken en daarin te investeren. Van de jongens blijkt 68% porno te kijken (16% kijkt zelfs vaak porno). Bij de meisjes ligt dit op 30%. Voor ongeveer 2/3 van alle jonge mannen speelt dus mogelijk al het pornoprobleem.

Van de jongens valt 91% op vrouwen, 2% op vrouwen en mannen en 3% op mannen. Van de meisjes valt 85% op mannen, 5% op vrouwen en mannen en 5% op vrouwen. Homoseksuele gevoelens lijken bij vrouwen dus bijna 2x zo vaak voor te komen als bij mannen. Mogelijk komt dat ook doordat de cultuur minder tolerant reageert op een homoseksuele man dan op een lesbische vrouw. Daadwerkelijke seks met iemand van hetzelfde geslacht zegt 11% van de meisjes en 10% van de jongens gehad te hebben. Vooral bij jongens is er dus een duidelijk discrepantie: ze zeggen niet homo of bi te zijn, maar ze doen het bij gelegenheid wel.

Van de niet-gelovige jongeren heeft 34% volgens eigen opgave tenminste enige moeite met iemand in de naaste omgeving die homoseksueel zou zijn. Bij de Christelijke jongeren is dat maar liefst 48% of bijna de helft.

Van de 19 tot en met 25 jarigen heeft 23% aan online-dating gedaan. Voor de jongeren is dit 9%. Kleren uitgedaan voor de webcam of online seksuele handelingen verricht, zegt 16% van de ouderen en 8% van de jongeren gedaan te hebben.

EO-leden blijken vaker dan de gemiddelde Nederlandse jongere te liegen over geslachtsgemeenschap (26% tegen 17%). Ook verrichten EO-jongeren vaker dan gemiddeld tegen hun zin seksuele handelingen (24% tegen 18%). EO-leden voelen zich tevens relatief vaker schuldig over hun seksuele gedrag ten opzichte van God dan de gemiddelde gelovige jongere (56% versus 14%). EO-leden hebben ook meer moeite met iemand in de naaste omgeving die homoseksueel zou zijn (52% versus 12%).


Conclusies

1. Moderne jongeren denken heel traditioneel en beperkt over seks. Met 'seks' bedoelen ze vooral geslachtsgemeenschap en niets anders. Een meerderheid rekent ook nog orale bevrediging (beffen en pijpen) tot 'seks'. Maar zaken als zoenen, strelen, en masturbatie zien ze niet meer als 'seks'.
2. Ook over seksuele trouw in de relatie denken jongeren in overgrote meerderheid traditioneel. Meer dan 80% zegt in een relatie de partner altijd seksueel trouw te zijn.
3. Geslachtsgemeenschap zonder liefde, dus seks-als-snack, wordt door slechts een 30% OK gevonden en door de helft afgewezen.
4. Slechts ongeveer 1/3 heeft volgens eigen opgave regelmatig (1x per week of vaker) geslachtsgemeenschap.
5. De belangrijkste redenen voor seks zijn volgens de jongeren: lekker, lust en ontspanning.
6. Ongeveer 5% van de gelovige jongeren voelt zich soms of vaak schuldig tegenover God voor zijn seksuele gedrag.
7. Seksuele handeling verrichten zonder dat men zin heeft, is vooral voor meisjes een probleem: 30% geeft aan hier ervaring mee te hebben.
8. Seks tegen betaling in de vorm van geld of kleren, drankjes of telefoontegoed komt bij meisjes vrijwel niet voor (1%), maar is bij jongens in verhouding veel frequenter (4%). Prostitie en breezer-seks komen bij meisjes dus niet of amper voor. Breezer-seks lijkt daarmee vooral een media-hype.
9. Kijken naar porno doet 68% van de jongens. Ook ongeveer 2/3 van de jongens met ervaring met masturberen doet dat 1x per week of vaker. Porno is daarmee vermoedelijk het grootste probleem dat de relatievorming bij jongeren bedreigt.
10. Drie procent van de jongens en vijf procent van de meisjes geeft aan te vallen op het eigen geslacht en dus in feite homoseksueel of lesbisch te zijn. Respectievelijk twee procent en vijf procent geeft via de seksuele voorkeur aan bi te zijn.
10. Daadwerkelijk seks met iemand van hetzelfde geslacht komt vaker voor. Voor jongens is het 10% en voor meisjes is het 11%.
11. Voor jongens is de discrepantie tussen de opgegeven voorkeur en de daadwerkelijke seks met iemand van hetzelfde geslacht 5%. Bij meisjes is dit slechts 1%. Dit verschil ontstaat vermoedelijk doordat de samenleving een lesbische vrouw als minder afwijkend/ernstig ziet dan een homoseksuele man.
12. Ongeveer 1/3 van de niet-gelovige jongeren heeft moeite met een homo in de nabije omgeving. Voor de gelovige jongeren ligt dit op ongeveer de helft.
13. Ongeveer 1/4 van de oudere jongeren heeft aan online-dating gedaan. 16% van deze groep zegt online seksuele handelingen verricht te hebben of voor de webcam kleren te hebben uitgedaan.
14. EO-jongeren wijken op een heel aantal punten af. Zo liegen ze vaker dan gemiddeld over geslachtsgemeenschap en verrichten ze vaker dan gemiddeld seksuele handelingen tegen hun zin. Ook voelen ze zich veel vaker schuldig over hun seksuele gedrag dan gemiddeld. Verder hebben ze veel meer moeite met het accepteren van homo-seksualiteit. Ze kijken minder porno, masturberen minder frequent, hebben minder vaak geslachtsgemeenschap, masturberenn vaker helemaal niet en hebben een seksuele motivatie waarin lust en lekker een kleinere rol spelen, etc.
15. Jongeren zien seks vooral als geslachtsgemeenschap en als lekker. Maar seks is ook riskant in verband met SOA's. Ongeveer de helft van alle jongeren geeft op 'wel eens' een condoom te gebruiken. In de praktijk bedrijven jongeren dus meer onveilige seks dan veilige.



vrijdag, januari 11, 2008



Meer misleiding en terreur


In een eerdere notitie (hier) liet ik zien dat een Volkskrant-kaart het voorstelt alsof de wereld in 2007 vol terreur-aanslagen zat, maar dat de lezer die de moeite nam de kaart wat beter te bekijken en wat zaken uit te rekenen, tot een volledig tegenovergestelde conclusie kwam: de wereld is -- afgezien van drie oorlogsgebieden/brandhaarden -- uitermate veilig tenminste wat terreur-aanslagen betreft en uitgaande van het jaar 2007.

Nu zijn de gegevens van een enkel jaar en een min of meer toevallige kaart in de Volkskrant natuurlijk niet volledig overtuigend. Ook via de Volkskrant (maar in een ander artikel: Geweldig jaar door Bert Wagendorp in Volkskrant Magazine van 29/12/2007, p. 4-5) vond ik daarna een verwijzing naar The Human Security Report.

Uit de samenvatting ('overview') van het rapport knip ik het volgende (hier).
Public understanding of global security is hampered by many myths and misunderstandings about its nature. Some of these originated in the media; others were propagated, or reiterated by, international organisations and NGOs. Such myths include claims that:
* The number of armed conflicts is increasing.
* Wars are getting deadlier.
* The number of genocides is increasing.
* The gravest threat to human security is international terrorism.
* 90% of those killed in today’s wars are civilians.
* 5 million people were killed in wars in the 1990s.
* 2 million children were killed in wars during the last decade.
* 80% of refugees are women and children.
* Women are the primary victims of war.
* There are 300,000 child soldiers serving around the world today.
Not one of these claims is based on reliable data. All are suspect; some are demonstrably false. Yet they are widely believed because they reinforce popular assumptions. They flourish in the absence of official figures to contradict them and conjure a picture of global security trends that is grossly distorted. And they often drive political agendas.



Wat zegt het Report over terrorisme in haar Overview?
Like genocide, terrorism is directed primarily against civilians. But although the focus of enormous attention, international terrorism has killed fewer than 1000 people a year, on average, over the past 30 years.
Qua aantallen slachtoffers vormde terrorisme dus tot nu toe geen echte bedreiging.

Het is helaas niet gezegd dat dat altijd zo zal blijven. Een belangrijke factor daarin is de 'war on terror' die de situatie in het Midden-Oosten gedestabiliseerd heeft en tot anti-Amerikaanse gevoelens heeft geleid, aldus het Report. Speciaal de mogelijkheid dat een klein clubje mensen ergens een atoombom of waterstofbom tot ontploffing zou brengen, vormt natuurlijk wel een serieus risico, ook al is het nog nooit gebeurd anders dan in Wereldoorlog II.

Op blz. 14 van het Report wordt dan vermeld (hier):
People’s fears of violence are important and can have major political consequences. But fear seems to bear little relation to the objective risks. More people are scared of violent crime than of war, while terrorism is more feared than its incidence justifies.

Het probleem is, denk ik, dat mensen aan de ene kant vooral afgaan op wat hun verteld en gesuggereerd wordt (via de media). Ze baseren zich dus niet op daadwerkelijke waarnemingen of op redelijk betrouwbare cijfers. Hun ideeën ontlenen ze aan hun groep. Wat hun verteld wordt, moet wel zo zijn. Vervolgens vertellen ze dat zelf ook weer door omdat het aan de ene kant al als geaccepteerde waarheid wordt gezien en omdat het aan de andere kant veel emoties oproept. De opmerkingen sorteren meer effect, hoewel ze feitelijk gezien onjuist zijn.

Positief is dus dat tot nu toe terrorisme geen serieus probleem is. Negatief -- en iets om ons wel zorgen over te maken -- is dat mythen en onjuiste voorstellingen in ieder geval op veiligheidsgebied frequent voorkomen. Het Report wijst dan op de media en allerhande organisaties en clubs die de bron vormen en die kennelijk belang hebben bij de verspreiding van die onjuiste informatie. Misleiding is dus kennelijk niet de uitzondering (wat het in ons idee wel zou moeten zijn), maar eerder de norm.



dinsdag, januari 08, 2008



Misleidend plaatje en angst voor terreur


Ik had vroeger op het prikbord op mijn kamer, een zwart-wit portret van een jonge vrouw. Bezoekers reageerden daar soms op met: 'Oh, wat een knap meisje.' Als je echter langer en beter keek, kon je zien dat het meisje helemaal niet zo knap was als de foto suggereerde. Zo was haar neus een beetje krom. Ik reageerde dan vaak terug met: 'Het meisje is niet zo knap. Kijk maar eens wat beter. De foto is knap.' De foto liet een mooier plaatje zien dan de echte werkelijkheid. Bij een portret mag dat en een goede fotograaf kan dat. Tegelijkertijd demonstreerde die foto echter een ander belangrijk principe: als je beter of langer kijkt, zie je soms dat er iets niet klopt. Maar in plaats van de wereld met een plaatje mooier voorstellen dan hij is, kunnen we hem natuurlijk ook slechter voorstellen dan hij in werkelijkheid is.

In de Volkskrant van 29 december 2007 staat een wereldkaart getekend over een halve bladzij (p. 4): Opvallendste aanslagen van 2007. In de wereldkaart staat met cirkeltjes aangegeven waar de grootste aanslagen plaatsvonden. Via een lijntje naar een ellips op de rand staat aangegeven: de plaats, het land, de datum, het aantal doden, het aantal gewonden, het doelwit en het vernietigingsmiddel, bijvoorbeeld bom of zelfmoord-terrorist. De rand van de kaart is helemaal gevuld met zulke ellipsen. Bovenin is zelfs een tweede regel van zulke ellipsen gemaakt, om alles een plaats te kunnen geven. Onder de kaart de teksts in een stevige lettergrootte: "Nog altijd is de wereld een verre van vredige plek. Separatistische conflicten, sektarisch geweld en nietsontziend terrorisme beheersen nog immer het dagelijks leven van honderden miljoenen mensen wereldwijd. Een troost: het geweld is dit jaar niet toegenomen."

Als je vluchtig kijkt zoals de normale krantenlezer doet, is de conclusie: Er vinden in de wereld nog akelig veel aanslagen plaats. Neem je echter de moeite de kaart wat beter te bekijken, dan zie je dat de meeste aanslagen afkomstig zijn uit Irak. Daar is een door de Amerikanen begonnen oorlog aan de gang met natuurlijk veel doden en gewonden. Verder zie je dan 'aanslagen' staan die we normaal helemaal niet als terroristische aanslag zouden rekenen. Op 16 april schoot een student aan de Universiteit van Virginia, VS, 33 mensen dood. Vreselijk natuurlijk, maar in de VS zijn dat soort geweldsmisdrijven heel normaal doordat Amerikanen vinden dat iedereen een machinegeweer in zijn bezit moet mogen hebben. Hoeveel echte terreur-aanslagen blijven over als we Irak en Afghanistan waar de VS -- gesteund door Nederland -- een oorlog begonnen zijn, weglaten net als de 'normale' geweldsmisdrijven? Ik tel dan 23 aanslagen met in totaal 605 doden. Van die aanslagen zijn er 9 die in Pakistan plaatsvonden met in totaal 323 doden, dus meer dan de helft van alle doden. In Pakistan is de politieke situatie ook door de oorlog in Afghanistan nogal instabiel geworden. Ook bij die 323 doden gaan de VS dus helaas niet helemaal vrijuit. Als je dus deze grote brandhaarden van de wereld even buiten beschouwing laat, geeft de kaart 14 aanslagen met 282 doden.

Is dat veel? Als je bedenkt dat in Nederlandse ziekenhuizen jaarlijks vermoedelijk al meer dan 3000 mensen om het leven komen door medische fouten en als je verder bedenkt dat Nederland maar een akelig klein landje in die grote wereld is, is het peanuts. Maar je kunt het natuurlijk ook uitrekenen. De kans voor een aardbewoner om bij zo'n terroristische aanslag om te komen, uitgaande van deze cijfers, is 282/6.500.000.000. Dat is 0,00000004 of 4 honderdmiljoenste. Als het verkeer in Nederland net zo veilig was, hadden we met onze 16 miljoen inwoners ieder jaar gemiddeld minder dan 1 dode. Zeventiende dode om precies te zijn. Voorlopig een getal waar de Tweede Kamer in geen 100 jaar zelfs maar over durft te dromen. Conclusie: afgezien van een paar brandhaarden is de wereld wat terreur-aanslagen betreft onvoorstelbaar veilig.

Nu kan het natuurlijk best zijn dat de Volkskrant een paar terreur-aanslagen gemist heeft. En verder heb je natuurlijk ook wel eens jaren dat er behoorlijke grote aanslagen plaatsvinden zoals op de Twin Towers (een kleine 3000 doden). Hoeveel doden zou Nederland in verhouding hebben in zo'n ongunstig jaar. Laten we eens heel 'royaal' doen en het aantal doden in zo'n fictief jaar op 5000 stellen. Omgerekend naar Nederland zouden we dan uitkomen op 12,3 doden. In verhouding tot het aantal verkeersslachtoffers of het aantal doden door roken, niet echt een getal om wakker van te liggen.

Voor andere zaken dan terreur zoals roken, vet eten, te weinig bewegen, medische missers en vallen (jawel!) geldt dat natuurlijk niet. Maar voor een terreuraanslag hoef je dus uitgaande van deze aanslagen echt niet bang te zijn. Dit in tegenstelling met wat de Volkskrant ons wil laten geloven.

Waarom dan toch zo'n plaat? De krant moet vol en dit helpt stevig mee. Als je hem zo ziet, lijkt zo'n plaat wel leuk. In ieder geval leuker dan een lap tekst. De journalist denkt vermoedelijk net als andere Nederlanders dat terreur een groot probleem is. En de meeste Volkskrant-lezers hebben dat via de tv, kranten en overheidsvoorlichting ook geleerd. Dus waarom zou je dan nog proberen met schokkend nieuws te komen dat het gezellige oude-jaars gevoel verstoort?


zaterdag, januari 05, 2008


Volkskrant: de kunst van het misleiden


In de Volkskrant van vandaag (5/1/2008) stonden wat mij betreft twee interessante artikeltjes. Ik denk dat het verkleinwoord in dit geval correct is, ook al was het ene artikel qua opmaak een volledige pagina groot.

In de afdeling Kennis stond op pagina 3 een lezenswaardig en informatief artikel van Malou van Hintum van ongeveer 1/4 pagina: Beter onder druk presteren dan rustig in een lekker warm bad. Het gaat over de menselijke creativiteit en is gebaseerd op een gesprek met Carsten de Dreu, hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Wat De Dreu beweert, lijkt in grote lijnen te kloppen met wat er bekend is en voegt daar soms ook wat aan toe.

Vervolgens krijg ik op p. 3 van het katern Hart en Ziel een groot opgemaakt artikel van Pay-Uun Hiu en Suzanne Weusten: De kunst van het onthouden. Het artikel beslaat 1 volledige krantenpagina. Het artikel weet in een subkop te melden: "Echt vergeten doen we nauwelijks." Ook in het artikel zelf wordt dat nog eens uitgebreid uitgelegd. Alles wat we meemaken, onthouden we. Het enige probleem is dat we soms moeite hebben die informatie in ons gigantische brein terug te vinden. Wel, dat is opzienbarend nieuws. We hebben meer dan 100 jaar geheugenonderzoek en al dat onderzoek wijst onmiskenbaar in dezelfde richting: we onthouden niet zo gek veel. Dus een grote doorbraak in het geheugenonderzoek! Van wie is die doorbraak precies afkomstig, vraag ik me dan af. De bron zou psycholoog en geheugendeskundige Willem Wagenaar zijn. Wagenaar schreef -- aldus het artikel in de Volkskrant -- gedurende 6 jaar elke dag van 1 of 2 gebeurtenissen op, wat er gebeurde en wie er bij betrokken waren. Na 6 jaar kon hij zich met behulp van die kaartjes de gebeurtenis weer herinneren. "Op basis van dit onderzoek concludeerde Wagenaar dat bijna niets helemaal uit het hoofd verdwijnt."

Het bewijs lijkt me wat twijfelachtig. Als je me eerst de informatie laat zien en je vraagt me vervolgens of ik me die informatie nog herinner, dan kan ik gemakkelijk bevestigend antwoorden, want ik zie die informatie toch voor me. Verder lijkt het me nog al een ingreep als je alles dat je moet onthouden, eerst op kaartjes moet schrijven. Tenslotte hebben we slechts 1 proefpersoon. Mogen we op deze basis 100 jaar psychologisch onderzoek overboord gooien?

Ik ga eens googelen op Wagenaar en vind even later een duidelijk rede van hem over het geheugen: Diesoratie -- In dienst van de toekomst (uitgesproken 9 juni 2000) (hier). Willem zegt in die rede iets heel anders: het is onvoorstelbaar dat we alle informatie in ons geheugen zouden opslaan. Waarom zouden we dat doen?

Van de drie representatiemodellen is daarom het derde wel het allerwonderlijkste: de gedachte dat het geheugen ervoor dient om alles te onthouden, is immers even onpraktisch als ver verwijderd van de praktijk. Het is onpraktisch omdat een dataopslag met onbewerkte gegevens waarvan de consequenties voor het eigen gedrag telkens weer gereconstrueerd moeten worden, in gevallen van levensbelang weinig voordeel biedt boven het aanleren van stimulus-response relaties. Het is ver verwijderd van de praktijk, omdat eeuwen van geheugenonderzoek nu toch wel afdoende hebben aangetoond dat het geheugen zich eenvoudigweg niet bezighoudt met alles te onthouden.We kunnen wel doorgaan met dat fout te noemen, maar langzamerhand is het toch wel tijd om ons af te vragen hoe het orgaan dat waarschijnlijk meer dan welk orgaan ook heeft bijgedragen tot de overleving van de menselijke soort, zo vol met gebreken zou kunnen zitten. Het geheugen is er niet om het verleden te onthouden.


Ik had het zelf niet duidelijker kunnen verwoorden. Welke gigantische oenen krijgen de kans bij de Volkskrant zulke baarlijke nonsens zo groot opgemaakt als stellige waarheden te debiteren? Opnieuw even googelen: Pay-Uun Hiu blijkt vooral recepten, kookartikelen en reisverhalen te schrijven. Beste Pay-Uun, is het niet beter als je dat gewoon lekker blijft doen. Ga gewoon door met proberen lekker te koken eventueel voor de Volkskrant-lezers, maar schrijf asjeblieft niet meer over onderwerpen waar je niets van snapt. Suzanne Weusten is een ander verhaal. Ze blijkt psychologie gestudeerd te hebben. En ze blijkt adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant te zijn. Ik denk dat dat wel iets zegt over het tegenwoordige niveau van de Volkskrant. Overigens is dit niet een geïsoleerde observatie, want in deze blog verschenen al vaker notities over het peil van die krant en in het bijzonder de hoofdredactie. Suzanne staat verder op plaats 93 van de meest invloedrijke journalisten. Ook dat klopt met eerdere observaties op deze blog: het probleem is niet beperkt tot de Volkskrant, want je kunt dit soort onzin-artikelen tegenwoordig helaas in bijna iedere krant tegenkomen. De krant moet vol, we schrijven het liefste op wat we altijd al dachten en wat de lezer graag wil horen, en de juistheid... Ach, wat doet die er toe?

Dat is wat ik wilde schrijven. Maar ik vrees dat het laatste zinnetje eigenlijk moet luiden: 'Hè, wat is dat?'