maandag, augustus 07, 2006


Opnieuw minder krantenlezers - III


Steeds minder mensen lezen een betaalde krant en als ze hem lezen, lezen ze hem steeds korter. Warna Oosterbaan en Hans Wansink stelden in De krant moet kiezen als oplossing voor een compacte kwaliteitskrant (M het maandblad van NRC Handelsblad, augustus 2006, p. 24-28).


de softe krant

Niet iedereen stelt dat voor als oplossing. Media-onderzoekster Irene Costera Meijer stelt in haar boek De toekomst van het nieuws voor om het nieuws direct te koppelen aan de persoonlijke ervaringen van de lezer en de kijker. Uit interviews met honderden jongeren komt het beeld naar voren van een generatie die het meer gaat om het opdoen van indrukken dan om het vergaren van informatie. Die emoties belangrijker vindt dan feiten. Het persoonlijke belangrijker dan het publieke. Het is een generatie die zegt nieuws wel belangrijk te vinden, maar die nauwelijks nieuwsuitzendingen volgt en nauwelijks kranten leest, aldus nog steeds Oosterbaan en Wansink.

Wat is er mis met dit idee? Als je wilt weten, hoe je een goed t.v.-programma moet maken, moet je dat niet aan de kijker vragen, aldus Joop van den Ende, want die gemiddelde kijker weet dat niet en die hoeft dat ook niet te weten, want dat is de taak van de programmamaker.

Zo is het ook met dit idee. Moderne jongeren lezen amper kranten en als ze het doen, is het heel kort. Ze kijken vooral t.v., video, ze bekijken de plaatjes in tijdschriften en ze doen computerspellen met wilde graphics. Het zijn om te beginnen geen mensen die kranten lezen en over de problemen die vast zitten aan het maken van een krant hebben ze vermoedelijk nog nooit nagedacht. Wanneer je dus denkt dat deze mensen jou kunnen vertellen, hoe je een krant moet maken, ben je volledig verkeerd bezig.

Denk overigens niet dat mensen als Joop van den Ende geen ontzag hebben voor de kijker. Dat is niet zo. Als een programma blijvend te weinig kijkers trekt, trekken ze daar duidelijke conclusies uit. De kijker is koning. Maar je moet de koning niet vragen, hoe hij precies geamuseerd wil worden, want daarvoor heeft hij zijn dienaren.

De video-generatie wil geamuseerd worden en als krantenlezer wil ze dat natuurlijk liefst ook. Daar is niets verkeerds aan. Het probleem is alleen dat kranten een veel minder indringend medium zijn dan t.v., video en film. Wanneer je als krant denkt die concurrentie aan te kunnen, heb je de slag bij voorbaat verloren.

Kranten zijn van nature een beetje saaie media. Er staan tegenwoordig gelukkig ook wat (gekleurde) plaatjes in en de opmaak is levendiger, maar in beginsel blijven het saaie media. Het voordeel van een krant is echter dat het medium veel geschikter is om serieuze informatie te geven. Het probleem met t.v. is dat alles snel en flitsend moet zijn omdat de kijker anders wegzapt. Het gevolg is dat zelfs informatieve documentaires op de t.v. veel bewegende beelden, veel drama en veel onzin bevatten, terwijl de kijker uiteindelijk geen tijd heeft om iets te verwerken, te overdenken of opnieuw te lezen. Die saaiheid is dus een nadeel, maar ook een groot voordeel als het gaat om het overbrengen van informatie.

Het probleem met kranten tegenwoordig is niet dat ze zo vreselijk saai zijn. Toen ik vanochtend uit bed kwam, heb ik eerst het Dagblad van het Noorden 'even' doorgenomen. Hoewel ik weet dat er meestal weinig of niets in staat, trekt de krant toch en is het een mooie smoes om de nieuwe dag rustig te beginnen. Bij de gratis kranten zie je dezelfde reacties. Jonge mensen pakken die wel, kijken er een tijdje in, lezen wat en gaan weer aan het werk.

Het probleem met het Dagblad van het Noorden, maar ook met een krant als NRC Handelsblad, is dat er heel vaak eigenlijk niets in staat waar ik iets aan heb, waar ik iets mee kan. En wanneer dat voortdurend of heel vaak gebeurt, ga je tenslotte als lezer een rekensommetje maken. Per week besteed ik b.v. 6 keer 3 kwartier. Dat is 18 kwartier of vier en een half uur. Meer dan een halve werkdag dus. Kan ik die niet effectiever besteden? Kan ik daarin niet iets spannenders doen?

Oosterbaan en Wansink noemen ook de 'invloedrijke bladendokter' Leon de Wolf. In zijn boek De krant was koning stelt hij dat journalisten in de allereerste plaats moeten voorzien in de behoeften van hun lezers. En zo is het precies naar mijn mening. Het zelfbeeld van de journalist als waakhond van de democratie getuigt in zijn ogen van valse romantiek. Oosterbaan en Wansink zien zijn betoog echter in het verlengde liggen van het pleidooi van Costera Meijer als een streven naar meer 'soft nieuws'.


de krant als fundament van de democratie

'Hebben betaalde kranten nog wel bestaansrecht? Ja, want alleen daar is de kwaliteitsjournalistiek mogelijk die in een moderne samenleving noodzakelijk is.' Zo begint de lead bij het artikel van Oosterbaan en Wansink. Maar de lezer heeft natuurlijk helemaal geen boodschap aan dit soort uitspraken. Als die moderne samenleving vindt dat een bepaald soort journalistiek noodzakelijk is, moet ze daar maar geld voor uittrekken. Ik betaal genoeg belasting, dat is niet mijn probleem. Als lezer lees ik niet de krant om de democratie overeind te houden. Dat laatste is natuurlijk ook belangrijk en bij gelegenheid wil ik daar best wat voor doen, maar daarvoor neem ik niet een duur abonnement op een krant die vervolgens ook nog eens veel leestijd kost.

De vraag waar het om draait, is dus: wat bedoel je precies met een kwaliteitskrant? Niet iedereen verstaat hier kennelijk hetzelfde onder.

Oosterbaan en Wansink denken in termen van 'serieuze' journalistiek: onderzoek, verslaggeving en analyse van de belangrijke politieke, economische en sociale veranderingen in Nederland en de wereld en de opinievorming daarover. 'De kerntaak van de journalistiek is het controleren van de woorden en de daden van mensen met macht. ... Serieuze kranten stellen kiezers in staat zich een oordeel te vormen over maatschappelijke vraagstukken en de politieke antwoorden daarop. Redacteuren van serieuze kranten zijn 'veredelaars': door aan het kale nieuws achtergrond, analyse en commentaar toe te voegen, bieden zij hun lezers context en duiding.'

In dit verband komen zij met het lijstje van negen principes voor goede journalistiek van Bill Kovach en Tom Rosenstiel (The Elements of Journalism). Dit lijstje luidt vrij vertaald als volgt.
1. Allereerst de waarheid dienen.
2. Haar loyaliteit ligt bij de burgers, niet bij organisaties.
3. Basis is verificatie (natrekken) van feiten en beweringen.
4. Onafhankelijk zijn ten opzichte van de personen waarover men schrijft.
5. Gericht zijn op inspectie van de macht.
6. Een forum zijn voor kritiek en debat.
7. Belangrijke zaken presenteren als belangrijk en relevant.
8. Nieuws begrijpelijk maken en in context plaatsen.
9. Het eigen geweten volgen.

Veel van de punten in dit lijstje zijn op zich niet verkeerd. Maar mijn antwoord op de vraag wat een goede krant inhoudt, is toch fundamenteel anders.

Dat het voorstel van Oosterbaan en Wansink vermoedelijk niet zal werken, blijkt ook uit een eerder artikeltje van Oosterbaan dat ik tegenkwam (NRC 11/03/2006, p. 44, Jongeren keren zich af van het nieuws...). Hierin onderzoekt Oosterbaan waarom Amerikaanse jongeren geen behoefte meer hebben aan nieuws in kranten en in tv-journaals.

Amerikaanse jongeren konden in 2000 meer kandidaten van de Idols-verkiezingen opnoemen dan kandidaten voor het Amerikaanse presidentschap. Nog geen twintig procent van de jonge mensen leest elke dag een krant, op de televisie volgen ze het nieuws niet. De gemiddelde leeftijd van de kijkers naar het avondnieuws op de grote networks is nu 60. Volgen die jongeren dan het nieuws op internet? 'Nee', zegt Mindich. 'Ze gebruiken internet voor van alles, behalve voor het nieuws.' Het nieuws is voor hen geen gespreksonderwerp.

De situatie in Europa is minder zorgwekkend, maar dat neemt niet weg dat een soortgelijke ontwikkeling hier ook aan de gang is en dat over enige tijd de interesse hier vermoedelijk op een vergelijkbaar niveau zal zijn aangeland.


de informatieve krant

Laten we pakweg een kleine honderd jaar teruggaan in de tijd. Televisie en radio waren er nog niet. Als mensen wilden weten wat er in de wereld gebeurde, was men aangewezen op wat men van anderen hoorde (b.v. reizigers) en op de krant. In die wereld was informatie een schaars goed, terwijl er wel veel tijd was.

In de moderne wereld is het volledig andersom. Informatie is nu super-goedkoop. We hebben meer t.v.-kanalen dan we ooit kunnen volgen. We hebben tientallen en in feite zelfs honderden tot duizenden radiostations tot onze beschikking. We hebben naast de betaalde krant een overvloed van gratis kranten, krantjes, folders, etc. Vervolgens beschikken we via onze internet-aansluiting over miljarden bladzijden informatie. We worden kortom geconfronteerd met een gigantische overvloed aan 'informatie'.

Tegelijkertijd is tijd een schaars iets geworden. Want we werken nu langer en harder, we kijken t.v., we zitten uren in onze auto, we moeten langer op vakantie, etc. Door al die tijdvretende activiteiten hebben we steeds minder tijd en zin om uren te besteden aan het verwerken van al die 'informatie'.

Kranten doen echter alsof er in die honderd jaar niets wezenlijks is veranderd. Zij gaan er vanuit dat de informatie die zij brengen kostbaar is en waardevol (deze informatie is het fundament van de democratie!) en dat de lezer nog steeds zeeën van tijd heeft om die informatie tot zich te nemen. Dat zijn voor een krantenredactie prettige gedachten, helaas zijn ze verouderd en onjuist.

Ik plaatste hierboven het woord informatie tussen aanhalingstekens. Waarom? De Engelsen maken onderscheid tussen informatie in de vorm van data (gegevens) en in de vorm van intelligence. Een inlichtingendienst heeft de beschikking over allerhande data. Dat zijn publieke gegevens zoals die in de krant staan en op de t.v. komen en zoals ze op het Internet te vinden zijn. Daarnaast heeft een inlichtingendienst de beschikking over b.v. een kentekenregister waarin je kunt vinden van wie de desbetreffende auto was. De taak van een inlichtingendienst is niet zo zeer het verzamelen van al die data (want daar kun je verder in die vorm niet zo veel mee), maar in het bewerken van die data tot een beknopte, hanteerbare en juiste conclusie, de intelligence.

Het onderscheid tussen data en intelligence is groot. Als ik het telefoonnummer van bedrijf Y zoek en iemand geeft me het telefoonboek, dan krijg ik een gigantische brok data. Zodra ik het juiste nummer op een kladje heb geschreven, heb ik intelligence. Tussen data en intelligence zit het zoek- en verwerkingsproces. Bij een telefoonnummer valt dat zoek- en verwerkingsproces nog wel mee. Maar bij een echte kwestie kan het zoek- en verwerkingsproces gigantisch zijn. Door deze reden is de intelligence voor de gebruiker veel meer waard dan de data. Door het zoek- en bewerkingsproces is er veel waarde toegevoegd.

Wat wij betitelen als informatie-explosie is in werkelijkheid een data-explosie. De hoeveelheid tekst en daarmee de hoeveelheid gegevens is geëxplodeerd. Maar daardoor is het juist moeilijker geworden al die 'informatie' nog te overzien en om te zetten tot intelligence. En vervolgens is dat nog eens moeilijker geworden doordat mensen voor die taak minder tijd hebben en door het vele t.v. kijken ook minder bedreven zijn geworden in het verwerken van tekstinformatie.

Wat je dus ziet, is dat informatie in de vorm van intelligence juist duurder is geworden. Mensen zijn bereid meer te betalen voor practisch bruikbare informatie die ze nodig hebben.

Laat ik een concreet voorbeeld geven om de gedachten te bepalen. Wij maakten een korte kampeervakantie naar het Sauerland. Als je wilt kamperen, heb je een camping nodig en liefst een goede. Een mogelijkheid is als je eenmaal in het Sauerland bent daar zelf te gaan zoeken. Maar het Sauerland is groot en in het wilde weg zoeken schiet niet echt op. Beter is dus om eerst informatie te verzamelen. De ANWB levert in zo'n geval een campinggids met CD-ROM met daarop de beoordeling van een groot aantal Europese campings (de data). Bestudering van die CD-ROM via de computer kost de nodige uren, maar levert geen geschikte camping op. Google levert wel een adres van een camping die misschien bruikbaar is. Ter plekke opnieuw gezocht. De Google camping lijkt een perfecte keus. De data zijn tenslotte omgezet in intelligence.

Wanneer je dit voorbeeld bekijkt, zie je dat er 2 grote kostenposten zijn. De eerste is de prijs van de data in de vorm van de ANWB-informatie. De tweede is de tijd die nodig was die informatie (de data) verder uit te zoeken en zelf op onderzoek uit te gaan, kortom om de data om te zetten tot intelligence. Die 2 kostenposten samen bedroegen in dit voorbeeld uiteindelijk vermoedelijk evenveel of meer dan de eigenlijke kosten van de camping zelf. Intelligence kan dus zelfs in heel alledaagse dingen uitermate kostbaar en waardevol zijn.

Dit is met opzet een heel ander verhaal dan het verhaal dat de krant zo belangrijk is voor de democratie. Vermoedelijk is dat wel zo, maar als lezer wil je zelf iets aan de aangeboden informatie hebben. Natuurlijk verwacht ik van de krant niet, dat ze precies mijn campingwensen zal vervullen. En op het moment dat ik als kiezer mijn stem moet uitbrengen, kan betrouwbare intelligence over de politiek voor kiezers ook waarde hebben.

Een ander voorbeeld. Een mijnheer met een hoog cholesterolniveau vraagt of er ook voedingsmiddelen zijn die het cholesterolniveau naar beneden drukken. Uiteraard zijn die er en in dat verband is pindakaas een goedkope en effectieve oplossing. Hij merkt op: 'Waarom lees ik zo iets nu nooit in de krant?' Hij had natuurlijk ook zijn arts kunnen aanspreken of zelf op Internet kunnen zoeken. De informatie in de vorm van data is er. De kunst en het werk is er intelligence van te maken.

Ander voorbeeld. Madonna heeft een nieuwe voorstellingen-tour. Ik hoor en lees er wel iets over, maar niet erg gedetailleerd. Als Madonna-fan wil ik natuurlijk graag meer weten. Als lezer wil ik dus intelligence op dit punt. Time Europe verwijst in een korte notitie over Madonna naar hun website. Via de website krijg ik een foto, een review en verdere informatie. Plus links naar relevante blogs die weer meer informatie etc. blijken te bevatten. Wat relevante intelligence is, wordt dus uiteindelijk door de lezer bepaald.

Ander voorbeeld. Wij houden ervan om een behoorlijke wandeling te maken. Het Dagblad van het Noorden publiceert met regelmaat beschrijvingen van zulke wandelingen. Ze geven een route-beschrijving. Ze geven foto's. Ze geven een kaartje. En ze geven een algemeen verhaal. Ik beweer niet dat die vorm ideaal is. Maar wel is het zo dat soms zo'n beschreven wandeling wordt gebruikt. Ik weet ook niet hoeveel lezers van het Dagblad inderdaad zelf wandelen, maar voor mij zijn deze beschrijvingen soms interessant en bruikbaar.

Wat is nu voor mij de functie van een kwaliteitskrant? Een goede krant selecteert uit die gigantische hoeveelheid 'informatie'/gegevens precies die informatie die voor mij relevant is en ze vat die samen en bewerkt die op een dusdanige manier dat:
a. ik die informatie kan gebruiken;
b. ik die informatie gemakkelijk en snel kan lezen, kan begrijpen en kan onthouden;
c. ik het leuk vind die informatie te lezen.

Wanneer een krant die functie echt goed vervult, mag het van mij best wat kosten en begrijp ik ook dat ik wat tijd moet investeren.

Overigens zijn het niet alleen kranten die moeite hebben met de informatie-explosie. De laatste Consumentengids is een ander triest voorbeeld hoe het niet moet. Om te beginnen is de gids veel te dik. Vervolgens is men op de punten waarop het interessant wordt, veel te summier. Relevante tabellen zijn zo klein afgedrukt dat je zonder loupe amper nog iets kunt zien. Testrapporten worden ingekrompen tot een enkele bladzij. Voor uitvoerige leuterverhalen trekt men daarentegen wel weer veel ruimte uit.

Kwaliteit in mijn opvatting is dus informatie in de vorm van intelligence leveren die de lezer waardevol vindt. Die informatie moet dus juist zijn, relevant zijn voor de lezer en voor de lezer bruikbaar zijn. Tenslotte moet die informatie ook nog eens zo opgeschreven zijn dat het voor de lezer gemakkelijk en snel leest en de lezer moet er ook doorheen kunnen komen. Het moet ook leuk en aantrekkelijk blijven.

Uiteindelijk is er maar één manier om er achter te komen of een krant (of blad) op dit punt voldoet. Dat is de lezer vragen. Dat is het lezersgedrag meten, etc. Uiteindelijk is de lezer het criterium. Een redactie die wacht tot dat de lezer met zijn voeten stemt, bewijst zichzelf uiteindelijk geen dienst.


de nieuwe media

Behalve de informatie-explosie is er nog een belangrijk punt veranderd in de relatie tussen krant en lezer.

Vroeger was de krant en daarmee de redactie oppermachtig. Het beginnen van een krant is financieel uiterst kostbaar en dus normaal geen haalbare kaart. De lezer had dus weinig keus. Wanneer men informatie wilde, was men aangewezen op de krant. Wanneer die lezer zelf zijn opinie wilde geven, waren de mogelijkheden zeer beperkt. Ingezonden brieven worden vaak niet geplaatst en krijgen slechts weinig ruimte terwijl ze qua opmaak en illustraties niet erg royaal bedeeld worden door redacties.

Door de opkomst van de tv is daar een eerste deuk in gekomen. Mensen kregen daardoor het idee dat ze ook wel via de tv hoorden wat er in de wereld aan de hand was.

De opkomst van het Internet (nu net 15 jaar oud) geeft de tweede grote deuk. Dankzij Internet is het nu uitermate simpel geworden informatie online te zetten zoals b.v. deze notitie laat zien.

Zat je vroeger als uitgever van een tijdschriftje onmiddellijk met drukkosten, portokosten, papierkosten met daar tegenover de benodigde oplage, tegenwoordig kost het online plaatsen van een stuk tekst in feite helemaal niets meer. De Internet-aansluiting en de computer heeft men toch al. De blogruimte wordt gratis ter beschikking gesteld zoals op deze blog. Ook een bepaalde oplage is niet meer vereist. Wanneer deze notitie alleen door mij gelezen wordt, is dat misschien jammer maar verder geen enkel financieel probleem.

Vroeger moest de krant concurreren met de andere kranten. Meestal viel dat wel mee want als lezer had je toch voorkeur voor een bepaalde krant. Daarna kwam de concurrentie van de tv. Ook die viel in zekere zin mee omdat de tv nu eenmaal veel kan bieden maar uiteindelijk toch een totaal ander medium is dan de krant. Nu moet de krant concurreren met enerzijds de t.v. en anderzijds het Internet.

Het Internet is snel. Het Internet is gratis, want men heeft het toch al. Het Internet is gigantisch groot. En het Internet is interactief. Reageren is snel en makkelijk. Verder schrijven de mensen over zaken die hun bezig houden en waar ze verstand van hebben. Dat is een combinatie die op termijn wel eens moeilijk te verslaan zou kunnen blijken te zijn. Dit is voor de krant niet een bij voorbaat gewonnen race. Op dit moment zijn blogs als informatiebron nog amper ontsloten.

Ik weet niet of kranten in hun huidige vorm zullen overleven. Wel weet ik dat mensen altijd behoefte zullen hebben aan intelligence. Krantenredacties zouden er verstandig aan doen zich dat punt nadrukkelijk te realiseren.


Opnieuw minder krantenlezers - II


In de maandbijlage M van NRC Handelsblad voor augustus 2008 (bij de krant van 6/8/2006) geven Warna Oosterbaan en Hans Wansink hun opinies over de problemen van de kranten in een stuk getiteld: De krant moet kiezen (p.24-28).

In totaal werden er in 2005 per dag 150 000 (betaalde) kranten minder gedrukt dan het jaar daarvoor. (De onbetaalde kranten Metro en Spits hadden in dat jaar overigens een oplage van maar liefst 800 000.) 'Voor de krantenredacties was het een ontnuchterende ervaring.'

Oosterbaan en Wansink pleiten -- kort samengevat -- voor serieuze journalistiek en een compacte krant. Men pleit voor versmalling. Een beknopte krant die zich concentreert op haar kerntaken: nieuws en achtergronden. Verificatie, duiding en achtergronden. Onderzoeksjournalistiek e.d. dus.

'De lezers stellen een compacte krant meer op prijs dan veel krantenmensen denken.' Zo vond drs. H. I. van Dommelen, 'abonnee sinds vele jaren', de noodeditie van de NRC 'een geweldige verbetering'.

Hun betoog lijkt me in overeenstemming met wat ik al eerder in deze blog noteerde. De echte krantenlezers willen een niet al te dikke krant waar informatie in staat waar ze wat aan hebben en mee kunnen maar die niet als een betonblok moet worden ingenomen.

Dat betekent dus in ieder geval:
1. geen onnodig lange verhalen, geen bladvulling en geen prietpraat;
2. eerst zorgen voor nuttige en relevante informatie: dus zelf onderzoek doen;
3. en die dan zo duidelijk, helder, leesbaar en kort mogelijk opschrijven.

Het is fijn dat ook redacteuren van kranten er zo over beginnen te denken. Voorlopig blijft het nog vooral bij denken. Want het artikel waarin ze hun mening op dit punt geven is maar liefst 3 M bladzijden lang en dan reken ik de foto over 1 bladzijde niet mee.


zondag, augustus 06, 2006


De groei van een irrationeel geloof


In een eerdere notitie veronderstelde ik op basis van krantenberichten dat zich in de hoofden van de VS burgers een nieuw stereotype gevormd heeft. Men ziet daarbij terreur als een grote bedreiging (wat het tot nu toe, afgaande op de cijfers, niet is en ook nooit is geweest) en ziet zichzelf verwikkeld in een oorlog tegen terreur (ook dat is niet juist omdat de VS wel ongeveer overal oorlog voeren, maar niet duidelijk tegen terreur).

Voor mijn veronderstelling kon ik verder geen cijfermatige onderbouwing geven. Het was vooral gebaseerd op de inhoud van berichten uit de VS.

Time (Europe) geeft in het nummer van 7-14 augustus 2006 twee interessante percentages in dit verband (p. 14, in de rubriek Numbers). In 2005 was 36% van de Amerikanen ervan overtuigd dat Irak massavernietigingswapens bezat toen Amerika dat land binnenviel in 2003. Dit jaar is dat percentage gestegen naar 50%.

Uiteraard weten we nu dat Irak in 2003 helemaal geen massavernietigingswapens had en het afgelopen jaar zou dat dus alleen maar nog duidelijker geworden moeten zijn. Maar dat is dus niet, wat er gebeurd is.

Hoe kan zo'n irrationeel geloof groeien? Een belangrijke factor bij geloof en bij opvattingen is wat mensen graag willen geloven. Wat komt goed uit om te geloven en te denken.

Amerika voert een kostbare oorlog in Irak, die ze niet kan winnen en die in feite voor Amerika volstrekt overbodig was en is. Als je dan je land niet wilt afvallen, is het handig om te zeggen dat er massavernietigingswapens waren in Irak. Psychologen noemen dat cognitieve dissonantie. Je probeert je wereldbeeld consistent te maken. We vechten daar, maar het is een terechte oorlog.

Tegelijkertijd laat dit percentage ook zien dat heel veel Amerikanen kennelijk onvoorstelbaar slecht geïnformeerd zijn. Anders zou je nooit zo'n antwoord durven en kunnen geven. Al die tv met al die channels leidt kennelijk tot van alles en nog wat, maar niet tot enigszins geïnformeerd zijn.


donderdag, augustus 03, 2006


Moeite met corrigeren en het nut van reacties


Een probleem met kranten is dat ze vaak geen zin hebben om onjuiste en misleidende berichten te rectificeren. Om te beginnen gaan ze er vanuit dat hun berichten juist zijn. Pas wanneer lezers aan de bel gaan trekken door middel van ingezonden brieven willen ze zich nog wel eens achter de oren krabben. Wanneer ze rectificeren gebeurt dat een tijd na plaatsing van het oorspronkelijke artikel en meestal in een klein onopvallend kadertje. Een andere manier om te rectificeren is de desbetreffende ingezonden brief te plaatsen. Maar ook daar zien kranten in het algemeen niet zo veel heil in. Zeker niet wanneer de briefschrijver een ander standpunt inneemt dan de redactie of redacteur.

Vanuit het standpunt van de krant is dit allemaal ook wel begrijpelijk. De functie van een krant is enerzijds de aandacht van de lezers gevangen te houden (lekker te lezen) en anderzijds betrouwbaar over te komen. Een krant moet een bepaald gezag hebben. Het publiceren van rectificaties e.d. tast dat gezag aan en maakt het lezen voor de lezer veel vermoeiender. Wat hij gisteren gelezen heeft, blijkt vandaag alweer onjuist.

Internet kranten zouden op dit punt in het voordeel zijn. Lezers kun snel hun commentaar sturen en dat commentaar kan simpel aan het artikel gelinkt worden. Een voorbeeld van een site die royaal het commentaar van de lezer plaatst is b.v. FOK.NL.

Een nieuwssite als NU.NL stelt de lezers aan het eind van ieder item nadrukkelijk in de gelegenheid commentaar te geven. Dat geeft het idee dat er naar de lezers geluisterd wordt. Toen ik het volgende berichtje las, deed ik dat dus inderdaad.

Op 2-aug-2006 2:06 stuurde ik via G-mail het volgende berichtje in reactie op dit artikeltje aan de redactie van Nu.nl.

Een typisch komkommertijd-verhaal. We zien tegenwoordig overal terroristen en bommen. Maar voor een bom heb je explosief materiaal nodig. Propaan en benzine zijn dat beide niet. Propaan en benzine zijn wel brandbaar, maar niet explosief. Pas als je propaan en benzine goed mengt met lucht/zuurstof ontstaat een explosief mengsel. Stoffen als buskruit, dynamiet en TNT zijn wel explosief. Die geven ook zonder
zuurstof/lucht een explosie (een plotselinge volumevergroting).


Wat in het artikeltje beweerd wordt, kan gewoonweg niet. Eigenlijk behoort een journalist dat op dit elementaire niveau zelf onmiddellijk te zien. Maar goed, het onderwijs in de exacte vakken is in Nederland (en mogelijk ook Duitsland) niet echt populair. Maar als je dat als journalist en redacteur niet weet, geef dan in ieder geval je lezers die informatie wel, zodra je die informatie krijgt. Mooi niet dus.

Wanneer je de site van NU.NL nauwkeuriger inspecteert, zie je ook dat ze wel voortdurend ANP berichten overnemen, maar dat ze in tegenstelling tot FOK.NL vrijwel nooit reacties van lezers plaatsen.

Het leuke van een site als FOK.NL is dat je door al die lezersreacties niet alleen een mogelijke check hebt op het bericht, maar dat je daarnaast ook nog informatie krijgt over wat mensen van het bericht vinden. B.v. hier zie je dat mooi. Een ander voorbeeld is dit artikeltje. Hylke Tromp merkte in dit verband ooit op dat je de Telegraaf niet las om te weten wat er in de wereld gebeurde, maar om te weten hoe de Nederlanders erover dachten.