Opnieuw minder krantenlezers!
De oplages van de Nederlandse dagbladen zijn opnieuw teruggelopen. Dat blijkt uit vandaag gepubliceerde cijfers van het meetinstituut HOI. De Volkskrant daalde het sterkst met 3.2%. Trouw daalde 3.1%. NRC Handelsblad 2.2% en de Telegraaf minder dan 1%. Het Algemeen Dagblad in combinatie met een aantal regionale kranten bestond nog niet begin 2005, maar ten opzichte van het laatste kwartaal van 2005 daalde de oplage met 6.2%. Wel stijgen de aantallen weekendabonnementen soms. Aldus een berichtje in NRC Handelsblad van 4 juli 2006, p. 17 met als titel: Oplages kranten weer gekrompen.
Het slordige aan dit bericht is dat er niet erg duidelijk bij staat over welke periode het nu precies gaat. Wel dat men meet ten opzichte van het eerste kwartaal van vorig jaar, maar niet wanneer men precies opgehouden is met meten. Kennelijk gaat het dus om een periode van een jaar, want er is ook wat tijd nodig om het onderzoek uit te voeren en af te ronden.
Wie de krant leest, weet dat dit soort berichtjes niet nieuw zijn. Het gaat al tijden slecht met de kranten. Maar dalingen van 3% in een jaar tijd zijn wel heel veel. Vroeger haalden krantenredacties hun schouders vaak op: er bleven nog genoeg lezers over. Maar met 3% per jaar ben je na 10 jaar zoveel lezers kwijt, dat je dan niet meer in je huidige vorm kunt bestaan. Dus misschien is het toch iets om eens over na te denken.
Dat proberen redacties, hoofdredacteuren en mediakundigen ook wel, maar voorlopig gaat het vooral slecht. Lichtpunten zijn de opkomst van de gratis krantjes Metro en Spits, de opkomst van het weekend-abonnement en mogelijk NRC Next.
Als trouwe en verwoede krantenlezer wil ik al lang graag een paar opmerkingen maken in dit verband. Meestal zijn het journalisten en uitgevers die je hoort of leest hierover, laat ik het nu eens uit een lezersperspectief proberen te benaderen.
1. Kranten zijn te dik.
Redacties gaan er vanuit dat hoe dikker de krant is, hoe meer waar de lezer voor zijn geld krijgt. Als lezer denk ik daar heel anders over. Als ik veel tekst wil, kan ik op Internet nog eeuwen doorlezen. Daar heb ik geen krant voor nodig. Lezers hebben helemaal geen zin in zo'n eindeloos dikke krant, waar dan soms ook nog niets instaat (maar daarover straks meer).
Redacties hanteren vaak een formule van tegen een bladzij advertenties moet ook een bladzij redactioneel staan. Dat is gezien vanuit de uitgever een begrijpelijke formule omdat anders de advertenties niet meer onder de aandacht komen. Maar lezers zijn niet echt dol op dikke kranten. Wie heeft er zin in een dik boek? De tijd van de eindeloos lange winters waarin er toch niets te doen viel, ligt al vele tientallen jaren achter ons.
Je kunt als lezer die dikte ook als kostenpost zien. Eerst kost die krant via het abonnement een hoop geld, vervolgens kost hij via de tijd die het lezen vergt, nog eens een veelvoud daarvan. De gemiddelde lezer wil vermoedelijk hooguit 30 minuten per dag aan de krant besteden. Als het omslaan van de bladzijden dan al 20 minuten kost, zit er iets grondig fout.
Als je weet dat de gemiddelde lezer minder dan 30 minuten aan die krant besteedt, dan zou je je als redactie toch eens achter de oren moeten krabben bij kranten van 30 of (veel) meer pagina's. Die 30 minuten betekenen ook dat artikelen van een paginalang dus onmogelijk gelezen kunnen worden. De redactie vindt dat prachtige artikelen, de gemiddelde lezer niet.
Journalisten benaderen de dikte van de krant uit een totaal andere optiek. Voor een journalist telt dat hij een stuk geschreven heeft dat in de krant staat. Dan heeft hij wat gepresteerd, dan scoort hij (of zij). Maar als lezer ben ik helemaal niet zo geïnteresseerd in de eindeloze prietpraat van de gemiddelde doorsnee-journalist die soms niet eens een fatsoenlijk verhaal kan schrijven.
2. Kranten bevatten te weinig, onjuiste en eenzijdige informatie.
Het tweede probleem met kranten is de ontbrekende of gebrekkige inhoud. Aan de ene kant eindeloze verhalen, aan de andere kant is het goed formuleren van een kort berichtje (zoals hierboven aangehaald) al te veel gevraagd. Het is soms zelfs nog erger. Getallen kloppen niet. Feiten worden onjuist weergegeven. Sommige artikelen zijn ronduit misleidend, maar worden als leesvoer toch gepubliceerd. Kennelijk is de focus bij de redactie vooral dat de krant dik moet zijn en leuk moet zijn opgemaakt.
Over één ding heb ik tegenwoordig niet te klagen: fraaie foto's. Het krantenpapier leent zich er niet echt voor, maar leuke, schokkende, verrassende plaatjes, ze komen in de krant en liefst groot. Ik vind dat prima, maar het kan het gebrek aan inhoud niet compenseren. Ook over een ander iets heb ik niet te klagen: opinie. Heel veel opinie. Nederlanders vinden steeds meer en weten steeds minder, met de kranten voorop lijkt het.
Laat ik een paar voorbeelden uit de mouw schudden. Een hele tijd wist NRC Handelsblad in een artikel van -- naar ik dacht -- meer dan een pagina, te melden dat de geruchten over een dreigend olietekort volstrekte onzin waren. Er was nog voor tientallen jaren meer dan genoeg olie op de wereld. Op dat moment kon al jarenlang iedereen in de Encyclopedie Britannica een gedegen artikel lezen waaruit zonneklaar bleek dat de meeste olie gevonden was en dat ze in sneltrein vaart verstookt werd en dat er niet al te veel olie meer zou worden bijgevonden.
Afgelopen weekend ging NRC Handelsblad zogenaamd overstag op nogal onduidelijk gronden. Er dreigde een olietekort. Uitgebreide verhalen, veel foto's, een paar leuke grafiekjes. De zaken die echt nodig waren in dit verband, waren te veel gevraagd: de wereld olie-reservers, het olieverbruik per jaar met prognose en de hoeveelheid ontdekte olie per jaar met prognose van. Drie simpele zaken. In plaats daarvan veel verhaal, foto's en andere desinformatie.
Een ander voorbeeld. De krant Trouw bracht in de slappe zomertijd een paginagroot interview met een Amerikaanse filosoof van wereldfaam. Zijn laatste boek was ingeslagen in de academische wereld als een bom. De interviewer was speciaal per vliegtuig naar Amerika gereisd om de beroemde filosoof in een hutje in de bergen aan het praten te krijgen. Omdat het boek op het gebied van mijn promotie-onderzoek leek te liggen, besloot ik het aan te schaffen.
De mijnheer in de boekwinkel keek me tenslotte wat meewarig aan. Had ik de naam wel goed? Klopte de titel wel? Gelukkig had ik het originele krantenartikel bij me. Maar in de database van de computer bestond het boek niet. De krant gebeld. Helaas, de schrijver van het artikel was in bespreking. Opnieuw gebeld. Helaas, de schrijver van het artikel was net even aan het lunchen. Maar soms kan ik vrij koppig zijn. Na mijn zoveelste telefoontje kwam het hoge woord eruit. Het hele interview was verzonnen. De beroemde filosoof bestond niet, net zo als zijn boek. Een correctie in de krant zelf heb ik nooit gezien.
Ander voorbeeld. Een afgelopen zomer werd Nederland opgeschrikt door een zwarte tijger op de Veluwe. De kranten wisten zelfs een foto te brengen. Analyse van de foto en de bron door een skepticus leverde meer foto's op. Een van die foto's werd uitvergroot. De skeptici konden er maar één ding in zien: een zwarte kat. En door vergelijking met de hoogte van het koren op de foto was het een gewone zwarte kat en geen superkat. De uitvergrote foto met het hele verhaal en de conclusie stond binnen enkele dagen in de discussiegroep op Internet. Maar niet in de krant! Dat kwam pas geruime tijd later in een niet al te groot bericht.
Twee actuele voorbeelden. In de wetenschapsbijlage een uitgebreid interview van iets minder dan 1 pagina met een wetenschapsfilosoof compleet met grote foto. De man is overtuigd van zijn eigen eruditie en wetenschappelijke kwaliteiten maar heeft verder niets te melden. Groot artikel, veel tekst, grote foto, geen relevante informatie.
In dezelfde krant iets eerder een groot interview met de voormalige directeur van een jeugdgevangenis. De man wordt de hemel ingeprezen terwijl zijn methode in strijd is met de wet en internationale verdragen en op zijn minst zeer omstreden is. Groot artikel, misleidende informatie.
3. Kranten zijn te moeilijk en vaak slecht geschreven.
Dan het niveau van de krant. Dat is niet mis! Zwaarwichtige en moeilijke artikelen. Lange zinnen. Moeilijke woorden. Journalisten hebben kennelijk een onbedwingbare neiging tot moeilijk doen. Maar dan versta je je vak niet. Want het is juist jouw taak die lastige informatie over te brengen op zo'n manier dat bijna iedereen het kan snappen.
Op het tafeltje bij mijn bed ligt een boekje dat meer dan honderd jaar geleden geschreven werd. Over een niet zo'n gemakkelijk onderwerp. Door een niet-journalist. Een simpele, aansprekende stijl. Geen onnodig moeilijke woorden. Iedere zin leest als een trein. Wat een genot om te lezen.
Waarom kan Darwin helder en begrijpelijk schrijven over iets abstracts als evolutie en waarom kan een NRC Handelsblad journalist dat niet over zo iets simpels als oplagecijfers? Ik denk dat het veel meer te maken heeft met motivatie dan met kunde. Darwin wilde een boodschap overbrengen. De journalist wil waardering van zijn collega's en van zijn hoofdredacteur en dat is dus iets heel anders.
Maar lastig is het allemaal wel. Want mijn gezin telt 5 personen. En de krant is duur. Dan zou het fijn zijn als iedereen die krant ook las. En dat valt dus tegen.
Ik denk dat als je een krant zo schrijft dat zelfs veel gymnasiumkinderen hem niet meer lezen (en dat is het geval), je iets grondig verkeerd doet. Wie leest hem dan straks nog wel? Niemand, dus.
Een andere manier waarop je merkt dat kranten slordig schrijven, is doordat lange artikelen vaak zonder samenvatting worden geplaatst. Geen enkel zichzelf respecterend wetenschappelijk tijdschrift zou dat aandurven, maar voor kranten is het idee dat lezers misschien liever eerst een samenvatting lezen in plaats van het lange artikel, merkwaardig onbekend.
Dat kranten vaak slecht geschreven worden, is vanuit de optiek van de redactie wel begrijpelijk. Goed schrijven betekent veel meer tijd investeren in je stukje. Een goed geschreven stukje kan daarom qua kosten wel meer dan 10x zo duur uitpakken als een slecht geschreven stukje. In werkelijkheid ligt die verhouding nog extremer. Voor een goed geschreven stukje heb je ook veel meer researchtijd nodig en verder heb je een journalist nodig die goed kan schrijven en die zijn er niet zo veel meer en daardoor extra duur. Voor een redactie is het dus uitermate verleidelijk de krant te vullen met snel en slordig geschreven stukjes gebaseerd op een minimum aan eigen onderzoek. Vandaar dat je ziet dat geen enkele krant bij een persbericht over kinderhoertjes in de Bijlmer zelf even de informatie gaat checken.
4. Kranten kijken neer op de lezer.
Een vierde probleem met kranten is dat ze neerkijken op de lezer. Als journalist ben je belangrijk, heb je status en heb je een bepaalde macht. Als lezer heb je die status en die macht niet en kun je hooguit besluiten om een andere krant te nemen, maar of die echt beter is, is zeer de vraag.
Dat kranten neerkijken op de lezer zie je b.v. aan de ingezonden brieven rubriek. Voor de meest onbenullige prietpraat van redacteuren worden vele pagina's uitgetrokken, maar ingezonden brieven moeten vooral niet te veel ruimte in beslag nemen. Verder worden die rubrieken niet of saai opgemaakt en mogen de brieven vooral niet te lang zijn, want zo belangrijk is die mening van die lezer nu ook weer niet. Toch heb ik vaak veel nuttige informatie gevonden in de ingezonden brieven die door de scherpe selectie heen wisten te dringen. Want dan reageerde net die ene specialist of deskundige die toevallig wist dat het net even allemaal heel anders zat dan in het oorspronkelijke artikel beweerd werd.
En natuurlijk kunnen lang niet alle ingezonden brieven geplaatst worden. Dat begrijp ik, maar als je wel een artikel van een pagina kunt plaatsen over iets, is er dan opeens geen ruimte meer om een korte brief te plaatsen waaruit blijkt dat het hele artikel in feite onzin is? Misschien ben je het daar als redactie niet mee eens, maar voor de lezer is dat relevante informatie omdat er uit blijkt dat het eerdere artikel omstreden is.
Wat ook nog al eens gebeurt, is dat men vaag blijft over de bronnen. Soms zijn hele artikelen duidelijk gebaseerd op wat elders net iets eerder is gepubliceerd. Maar een bronvermelding kan er vaak niet af. Echt vervelend wordt het voor de lezer op het moment dat de krant belangrijke informatie lijkt te brengen. Wie heeft dat onderzocht? Waar is het onderzoeksrapport? Welk instituut was het? Wanneer is het gepubliceerd? Basisinformatie, maar niet voor krantenjournalisten.
Ook hier geldt weer: als je zo schrijft, mis je het broodnodige respect voor de lezer. Die lezer had vroeger alleen de krant. Nu heeft die lezer tv en internet. De kranten zijn hun monopolie kwijt en als ze niet oppassen: straks hun lezers!
Een laatste manier waarop je ziet dat kranten geen respect hebben voor hun lezers, is door het ontbreken van continu lezersonderzoek. Als redactie moet je voortdurend weten, wat je lezers van je krant vinden. Simpele zaken: welke artikelen zijn er nu precies gelezen en hoe vaak? Welk artikel vond je het meest de moeite waard? Welke onderwerpen interesseren je? Hoe lang lees je per dag de krant? Wanneer een krant geen voortdurende informatie heeft op dit soort punten, vaar je in feite in de mist zonder radar. Pas als de oplagecijfers kelderen, voel je nattigheid. Maar dan is het in feite te laat. Het gaat er niet om dat de lezer wegloopt, het gaat erom dat je zorgt dat hij tevreden is en blij met je produkt. Dat hij je produkt meer waard vindt dan wat hij er voor betaalt. Dan moet je geen krant verkopen, maar je moet informatie verkopen. Waardevolle, broodnodige informatie die je nergens anders zo kunt krijgen.
De taak van de krant is juist uit dat gigantische aanbod van informatie precies die informatie te selecteren en samen te vatten die de lezer nodig heeft en die verder zo te formuleren en vorm te geven dat die lezer dat snel, gemakkelijk en op een leuke manier kan begrijpen en kan opnemen.
Samenvatting
1. Je moet je krant afstemmen op die 20 of 30 minuten die de gemiddelde lezer wil besteden. Dat is dus een dunne krant met veel informatie maar met weinig tekst in plaats van een dikke krant met veel tekst maar weinig informatie.
2. Het gaat erom de lezer te voorzien van informatie die voor hem of haar waardevol is. Dat vereist een totaal andere attitude dan even snel een stuk(je) schrijven. Integendeel, je moet juist investeren in je artikelen.
In dit verband moet ik terugdenken aan de tijd dat het Amerikaanse PC Mag de computerwereld domineerde. Men deed dat doordat men eigen onderzoekslaboratoria had waarin b.v. 200 printers uit een bepaalde categorie met elkaar werden vergeleken en werden getest. Geen enkel ander blad had die informatie terwijl ieder PC gebruiker voor dat soort informatie ongeveer een moord wilde plegen. Het gevolg was een gigantische oplage tegen een bespottelijke prijs, want iedere adverteerder wilde uiteraard in dat blad aanwezig zijn. Kortom, men verkocht geen blad maar voor de lezer uiterst relevante informatie.
3. Je moet niet alleen kosten maken om de relevante informatie boven tafel te krijgen. Je moet ook kosten maken om die informatie zo te presenteren dat de lezer het snel begrijpt en ondertussen ook nog leuk vindt om te lezen.
4. Degene die uiteindelijk bepaalt of die informatie waardevol is, overkomt, en te verteren valt, is de lezer. Je moet dus niet kijken naar de artikelen in die krant (want die zeggen niets), maar je moet die lezer vragen wat hij van die artikelen vindt. Je moet kijken hoe lang die lezer leest, wat hij leest, hoe hij leest, wat hij leuk vindt, wat hij waardevol vindt, wat hij wil weten en wat er van de informatie overkomt of gebruikt wordt.
Ik vrees dat deze 4 punten een totaal andere manier van krant maken inhouden, dan de kranten oude stijl die we nu nog kennen.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home