Onderzoek communiceren: on-line en datafile!
Onderzoek doen is niet altijd gemakkelijk. Wanneer de vraagstelling een beetje duidelijk is, moet allereerst de opzet vastgesteld. Vervolgens moeten de instrumenten gekozen of geconstrueerd en tenslotte moet de procedure voor de steekproeftrekking bedacht, uitgewerkt en vastgesteld worden. Daarna begint pas de eigenlijke data-verzameling die bij een groot onderzoek arbeidsintensief en dus kostbaar kan zijn. Wanneer dan tenslotte alle analyses uit de computer zijn gerold en vertaald in de vorm van een onderzoeksverslag, komt het grote probleem van het publiceren en communiceren.
In de sociale wetenschappen tot nu toe kwam veel onderzoek nooit voorbij die rapportvorm. De opdrachtgever kreeg een indrukwekkend onderzoeksrapport en de onderzoeker moest daarna dringend aan een volgend onderzoek van grote politieke importantie beginnen. Het onderzoeksrapport werd soms nog verspreid onder de zusterinstituten waar het tenslotte in de bibliotheek terecht kwam of in een lade. Veel onderzoeksrapporten kwamen eigenlijk alleen bij de opdrachtgever in een lade terecht.
Collega's van universiteiten hadden vaak meer pressie om te publiceren in een vaktijdschrift, maar hadden vaak beperktere tijd en middelen voor het feitelijke onderzoek. Bovendien zijn veel vaktijdschriften in de sociale wetenschappen weinig onderzoeksgericht. Men is van oudsher ingesteld op lange betogen waarvan de onderbouwing met data niet altijd even helder is. Een ander groot probleem in de sociale wetenschappen is dat er geen gemeenschappelijk geaccepteerde theorie is. Het inpassen van uitkomsten in iets dat er nog niet is, is natuurlijk moeilijk. Het gevolg was en is dat onderzoek vaak moeilijk terug te vinden is.
Naast publicaties van medewerkers produceren universiteiten proefschriften. Ook het onderzoek dat in die proefschriften beschreven wordt, kwam vaak niet verder dan het proefschrift. De proefschriften werden rondgestuurd aan de verschillende universitaire bibliotheken en lagen daar vervolgens meestal onopgemerkt te verstoffen.
Wat misschien nog erger was, was dat niemand zich hier druk over maakte. Onderzoekers worden betaald om onderzoek te doen. Zodra het onderzoeksrapport afgeleverd is, zit hun werk erop en ligt de volgende klus te wachten of de werkeloosheid. Een medewerker aan een universiteit moet publiceren maar in de praktijk maakt niemand zich druk over de vraag of ook maar een hond die publicaties leest. Laat staan dat iemand zich druk zou maken over de vraag of je met zo'n publicatie qua kennis tenslotte verder zou komen. Publiceren was en is vaak het punt. De impact van de publicatie ligt vaak voorbij de horizon. En proefschriften dienen om op te promoveren en daarmee is de taak van de promovendus afgelopen.
Voor de sociale wetenschappen was de situatie dus een gigantische hoeveelheid onderzoek die in de vorm van onderzoeksrapporten in feite niet meer beschikbaar ligt te verstoffen in bibliotheken en archieven. Een hoeveelheid die in de praktijk moeilijk toegankelijk is en die door haar hoeveelheid ook volstrekt niet meer valt te overzien. Voor de vaktijdschriften was de situatie misschien iets beter, maar niet veel. Ook vaktijdschriften zijn of waren in de praktijk moeilijk toegankelijk doordat ze alleen in de bibliotheek te vinden waren en doordat ze maar een select lezerspubliek trokken.
Het Internet vormt op dit punt een grote doorbraak. In de nieuwe tijd geldt dat publicaties die niet op Internet aanwezig zijn, er gewoon niet meer zijn. Ze zijn er misschien nog wel, maar doordat ze te lastig toegankelijk zijn en doordat het opvragen te veel tijd kost, doen ze in de praktijk niet meer mee.
Andere belangrijke punten van Internet zijn dat publiceren goedkoop is (eventueel zelfs gratis), dat het extreem laagdrempelig is, en dat het snel is en dat de informatie beschikbaar blijft. Vandaag geschreven, staat vandaag online. Wat er vandaag staat, kan zonder veel kosten over 10 jaar nog steeds beschikbaar zijn.
Op deze manier zet ook de EU haar onderzoek online. Het laatste onderzoek dat ik op deze manier bekeek is de Eurobarometer 66 voor Nederland. De Eurobarometer peilt op allerhande gebieden hoe het in de EU25 gaat. Per land wordt een steekproef van ongeveer 1000 mensen ondervraagd en tenslotte worden de uitkomsten van alle landen bij elkaar gevoegd voor een totaal overzicht van de EU25.
Dit is duur onderzoek dat op zich heel begrijpelijk gerapporteerd wordt. Aan de andere kant blijkt dat wanneer je de in de bijlagen opgenomen vragenlijst bekijkt, er veel dingen gevraagd zijn die niet in het verslag zijn terug te vinden. En om echt bruikbaar te zijn, zou je eigenlijk uitsplitsingen willen maken. Nu hebben we alleen uitkomsten voor Nederland als geheel. Maar hoe denken b.v. allochtonen over bepaalde zaken in vergelijking met autochtonen? Dat soort vragen zijn op basis van het onderzoek wel te beantwoorden, maar op basis van het verslag niet. Terwijl er wel veel geld is besteed om al die data te verzamelen.
Ik denk dat het online zetten van onderzoeksrapporten een grote stap voorwaarts is. Maar ik denk ook dat je in ieder geval niet alleen je vragenlijst moet publiceren maar ook de uitkomsten per vraag. Zo lastig hoeft dat niet te zijn. Wij deden vroeger wel een exemplaar van de vragenlijst met daarachter per alternatief het percentage.
En eigenlijk ben je er dan nog niet. Waarom niet gewoon die data beschikbaar gemaakt? Computertechnisch is dat geen enkel probleem. Net zo als dat je het verslag downloadt, kun je ook de datafile ter beschikking stellen. Wat is daarop tegen?
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home