Mooie fictie, lastige feiten
Als methodoloog/statisticus ben ik gevraagd een student te adviseren over een onderzoeksvoorstel. Ik lees in het voorstel dat X & Y in hun in 1989 gepubliceerde onderzoek op dit specifieke gebied tot de conclusie zijn gekomen dat... En wat er dan komt, daar begrijp ik echt helemaal niets van.
Ik vraag de student tegenover me, wat de auteurs X & Y precies gedaan en gevonden hebben. Aan de andere kant van de tafel blijft het langdurig stil. Ik kijk in de literatuurlijst, maar daarin blijken X & Y niet vermeld te zijn.
Tenslotte wordt de stilte pijnlijk en vraag ik, of de student zelf X & Y gelezen heeft. Dat blijkt, na weer een lange stilte, niet het geval te zijn. Er is een overzichts-artikel, welk weet de student niet precies meer, waarin dat wordt beweerd.
Wetenschap zou moeten gaan over feiten, maar gaat in werkelijkheid vaak over fictie. Wat X & Y hebben waargenomen, als ze tenminste iets hebben waargenomen, is onduidelijk. Vervolgens hebben X & Y daar terecht of ten onrechte iets uit geconcludeerd. Daarna heeft auteur Z in zijn overzicht het onderzoek van Y & Y kort vermeld en hun conclusie in zijn eigen wooorden weergegeven.
Vervolgens heeft de student het stukje van Z --misschien vrij letterlijk, maar misschien ook niet-- overgenomen en gepresenteerd als de conclusie en de bevinding van X & Y zonder dat de student zelf het artikel van X & Y ooit gezien heeft. Wat misschien begonnen is als een zorgvuldige waarneming van X & Y is ondertussen verworden tot een vaag verhaal van horen zeggen uit de zoveelste hand waarvan de betekenis volstrekt onduidelijk is.
In de wetenschap is deze gang van zaken niet ongebruikelijk. Er moet gepubliceerd en in een publicatie verwacht men een -- liefst indrukwekkend -- overzicht van de literatuur. Zo weet deze student te vermelden dat er 600 onderzoeken op dit specifieke gebied zijn verricht. Dat is mooi, maar niemand is normaal in staat 600 onderzoeksartikelen door te lezen, laat staan, grondig door te lezen.
De andere kant van de medaille is dat wetenschap niet kan, zonder die mooie verhalen. Ik heb tientallen studenten meegemaakt die prachtig onderzoek wisten te realiseren. Maar als dat prachtige onderzoek nooit resulteert in een prachtig verhaal, dan komt het niet verder. En vaak lukt dat niet. Het doen van een goed stuk onderzoek, is lastig en veel werk. Maar om vervolgens van dat onderzoek een goed leesbaar en pakkend artikel te maken, is minstens nog eens een keer zoveel werk.
Wat je dus vaak ziet, zijn prachtige verhalen zonder dat er degelijk onderzoek achter zit. Een slimme ´onderzoeker´ concentreert zich op het verhaal en verdoet zijn tijd niet met tijdrovend onderzoek als het verhaal ook zonder dat grondige onderzoek gepubliceerd kan worden.
De aanleiding om dit voorval te vermelden, is een column van Frits Abrahams op de achterpagina van NRC Handelsblad van vandaag (8/3/2010, p. 18) met de titel: ´Feit of fictie´. Het stukje gaat over Ryszard Kapuscinski, de meest bewonderde reporter van de vorige eeuw, die ontmaskerd is als bedrieger, aldus Abrahams. Abrahams is een liefhebber van de boeken van Kapuscinski en is hier dus door geschokt. Maar was het wel zo erg, vraagt hij zich af.
Je zou nu verwachten dat Abrahams als bewonderaar van Kapucinski met een verhaal komt, dat het eigenlijk niet zo erg is, maar dat doet hij niet. Hij zegt: ´Ik heb er geen moeite mee als auteurs hun verhalen omwille van het literaire effect verdraaien en verfraaien, maar laat dan die journalistieke aspiratie varen en noem het geen non-fictie meer.´ Hij wijst er ook op dat Kapuscinski beroemde voorgangers had die hetzelfde deden en hij noemt George Orwell in dat verband.
Het leuke van dit stukje van Abrahams is dat hij in kort bestek op een leuke en leesbare manier een belangrijk punt aan de orde stelt en daarbij ook nog informatief en feitelijk is. Hij geeft duidelijk zijn mening, maar dan weet je ook dat het zijn mening is. Hij geeft andere auteurs, etc. En -- voorzover ik dat kan nagaan -- hij houdt zich aan de feiten.
Onder de column van Abrahams staat de cartoon van Fokke & Sukke. Fokke en Sukke zijn het gedogen zat. Ze leggen uit dat in een straal van 250 meter om een basisschool alle RK-kerken gesloten moeten worden!
Volstrekte fictie natuurlijk, maar wel leuke fictie. En omdat het iedereen duidelijk is, dat het fictie is, is het niet erg dat het fictie is. De problemen ontstaan pas op het moment dat je doet alsof het journalistiek is, alsof het feiten zijn.
Zo is het niet erg, dat je als student iets uit een review-artikel haalt, maar als je dan vervolgens doet alsof jezelf dat bron-artikel gelezen hebt, zonder dat je dat in feite gedaan hebt, ben je verkeerd bezig. Aan de andere kant, doet bijna iedere student dat, dus als lezer kun je dat min of meer weten.
De grens tussen feit en fictie is daardoor soms dun en moeilijk. In dezelfde NRC Handelsblad staat een stukje over de diskwalificatie van fotograaf Stepan Rudik door World Press Photo. Rudik won een derde prijs in een rubriek van sportfoto´s. Op de winnende foto blijkt hij echter een klein stukje voet te hebben weggehaald die daar als het ware niet hoort voor je idee. Die voet verstoort het plaatje. Het plaatje is dus iets mooier gemaakt en van World Press Photo mag dat niet.
Stel dat je een interview afdrukt als krant. Komt dan echt iedere verspreking, iedere zucht in dat interview? Ik weet wel zeker van niet.
Of een ander voorbeeld dat ik wel eens op deze blog behandeld heb. Een lezer stuurt een kritische brief naar de redactie en de redactie plaatst die brief letterlijk inclusief spelfouten en maakt over die spelfouten ook nog eens een denigrerende opmerking. Je zou kunnen zeggen: ´Heel erg eerlijk´. Maar mijn reactie was: ´Dat doe je dus niet.´
Redacties zitten graag en royaal te schrappen in ingezonden brieven en zitten soms ook de bewoordingen nog aan te passen. Dan kun je het niet maken om opeens opzettelijk een brief inclusief spelfouten te plaatsen, denk ik.
En stel dat je een foto plaatst van de geïnterviewde. Mag daar echt niets aan verfraaid worden?
Wetenschap waarin iedereen uitsluitend de volledige en echte waarheid verkondigt, is misschien onleesbaar, maar in ieder geval ondenkbaar. Wetenschappers zijn ook maar mensen en net als andere mensen, glijden ze wel eens uit. Dat is niet erg, want wetenschap zit zo in elkaar dat andere wetenschappers vroeg of laat gemotiveerd zullen zijn om dat uitglijden, als het tenminste echt van belang was, te rapporteren.
Alleen al de beschrijving die je als onderzoeker van de methode geeft, is een verkorte en geïdealiseerde weergave van hoe het onderzoek echt ging. En dat kan ook niet anders.
Ik denk dat op dezelfde manier journalistiek waarin nooit iets verfraaid wordt, volstrekt ondenkbaar is en als lezer vind ik dat ook niet zo erg. Wat ik erg vind, zijn de grote leugens. Het knoeien met getallen. Het knoeien met uitspraken. Het selectief omgaan met informatie. Het soms bewust of bijna bewust misleiden van de lezer.
Ik denk dus dat dat praten van journalisten over feit en fictie vooral gepraat is. Men suggereert dat men als journalist de volstrekte waarheid schrijft en publiceert. Een kleine afwijking op een foto valt zogenaamd al niet te tolereren. En wat geschreven wordt, zou altijd perfect kloppen. Wel, dat is niet mijn ervaring en het lijkt me ook niet realistisch.
Wat wetenschappers niet lukt, lukt journalisten vrijwel zeker nog minder. Uiteindelijk zijn we allemaal mensen en zijn we daardoor allemaal vrij goed in het vertellen van vooral mooie verhalen. Waar we slecht in zijn, is het nauwkeurig en feitelijk beschrijven van de werkelijkheid door middel van taal.
Ik denk dus dat journalisten het in hun eigendunk omdraaien. Niet de feitelijke en juiste weergave van de werkelijkheid is de norm, maar het mooie verhaal. Wij, mensen, zijn behept met een natuurlijke neiging tot het vertellen van mooie verhalen. En door die ingebakken en aangeboren neiging vinden we de feiten maar onbenullig, lastig en hinderlijk en nemen we het daar vaak niet al te nauw mee. We zijn dus geneigd tot fictie en daardoor zijn de feiten voor ons vaak maar lastig.