dinsdag, februari 09, 2010


Houden journalisten niet van journalistiek? IV


Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek is de stelling van Jan Blokker. Bijna iedereen vindt dat een plausibele stelling, maar op het moment dat je die stelling op een of andere manier probeert te toetsen aan concrete artikelen, blijkt het allemaal maar vaag en lastig. Tot zover het voorafgaande.

Misschien zoek ik het allemaal te diep. Een journalistiek artikel is dan gewoon een artikel zoals die veel op de BBC nieuwssite staan. Er is iets gebeurd, er wordt verslag van gedaan, eventueel wordt ingegaan op de achtergronden en de betekenis. Bij een niet-journalistiek artikel is die koppeling als het ware niet meer duidelijk.

Ook dan zit je soms met tussengevallen. Abrahams doet verslag van de presentatie van het boek van Blokker. Maar hij doet dat in zijn column op zijn eigen ontspannen wijze. Voor mijn idee wordt het verslag daar alleen maar leesbaarder van. Dus zelf ik zou toch neigen om die column gewoon overwegend in te delen als 'journalistiek'.

Laten we dan ook eens naar mijn zes voorbeelden kijken. Het stuk van Smalhout lijkt me geen verslag, geen 'journalistiek' dus in die zin.

De column van Breeuwsma uit de UK is ook geen verslag. Het is een goed geschreven en leuk stukje over iets dat voor studenten en wetenschappers relevant zou moeten zijn, maar het is geen verslag of beschrijving. Ook geen 'journalistiek' dus.

Voorbeeld 3, het stukje van Vinckx over Lady Gaga is ook duidelijk geen verslag van iets dat er gebeurt is. Dus ook geen 'journalistiek'.

Het stuk van Maarten 't Hart is misschien geestig en leuk, maar het is meer een verhandeling dan een echt verslag. Dus ook geen 'journalistiek'.

De column van Erica Verdegaal begint met 3 rapporten over de pensioenproblematiek, maar gebruikt dat alleen als aanleiding en gaat daar verder niet op in. Verdegaal geeft een verhandeling over de manieren waarop je kunt omgaan met een eventueel pensioentekort. Dus ook geen echte 'journalistiek'.

Het zesde voorbeeld was van Jan Blokker zelf en ging over Witsen. Oppervlakkig gezien worden er wat wetenswaardigheden verteld, maar als bespreking van het onderliggende boek voldoet het niet en als verslag van het leven van Witsen ook niet voor mijn idee. Dus ook geen echte 'journalistiek'.

Van de zes voorbeelden is er dan geen enkele die 'journalistiek' is. Nu heb ik natuurlijk die zes stukjes geselecteerd, dus dat is nog geen echt bewijs. Het stukje van Abrahams was wel een soort verslag en dus wel 'journalistiek'.

Van de zeven onderzochte gevallen is er dan één journalistiek. Blokker lijkt dan een punt te hebben.

Een laatste vraag: hoe moet ik dan deze en de eerdere drie notities indelen? Moeten we dit zien als het verslag van een soort speurtocht naar de betekenis en juistheid van die stelling van Blokker of is het een soort verhandeling vanuit de gemakkelijke stoel?


zondag, februari 07, 2010


Houden journalisten niet van journalistiek? III


Jan Blokker komt in zijn boek en in de titel daarvan met de stelling dat Nederlandse journalisten niet houden van journalistiek. Nederlandse journalisten zijn meer gericht op het verkondigen en bevestigen van opinies dan op het weergeven van de feiten en het uitzoeken hoe het allemaal precies zit.

De mensen en journalisten die op die stelling reageren, zijn het daar meestal wel mee eens en verder reageren ze ook nog eens steeds op door vooral hun eigen mening te geven. Maar het laatste is misschien ook wel wat begrijpelijk. Iemand komt met een stelling. Jij stelt jouw standpunt daar tegenover of je zegt dat je het er wel mee eens bent.

Ik probeer die stelling te toetsen aan de hand van 6 door mij geselecteerde voorbeelden en vind dat maar lastig. Wanneer is een stuk opiniegericht en wanneer feitgericht? Dat onderscheid blijkt helemaal niet zo absoluut te zijn. Ik concludeer dat het allemaal onzin is.

Tot zover in het kort de voorgeschiedenis.

Toch vindt bijna iedereen het een sympathieke stelling en vindt vrijwel iedereen er ook een kern van waarheid inzitten. Ook zelf heb ik vaak verzucht dat een krant als de NRC wel wat erg veel opinie geeft in verhouding tot haar karige nieuws. Ook heb ik me vaak geërgerd aan het klakkeloos overschrijven van allerhande persberichten zonder dat de journalist de moeite neemt iets te checken en te zorgen voor een kritische noot. Een journalist zei kort geleden nog tegen me: ´Bij X vinden ze nieuws maar eng. Daar houden ze niet van.´

Een ander voorbeeld is de nieuwssite van de BBC en de site van de NRC. De artikelen bij de BBC zijn veel feitelijker, dan bij de NRC lijkt mij. Bij de NRC heb je bijvoorbeeld een gigantisch leger columnisten, wat je op de BBC-site niet in die vorm zult vinden. Ook de BBC-site heeft een paar blog-schrijvers, maar dat zijn specialisten die regelmatig een blog schrijven over de ontwikkelingen op hun specifieke gebied. Bij de NRC zijn het vooral mensen die over van alles wel iets kunnen schrijven of dat denken.

Op zich lijkt de stelling van Blokker dus een plausibele stelling en staan we er vrijwel allemaal sympathiek tegenover. Maar je moet je vervolgens wel afvragen hoe je het kunt aantonen, checken, bevestigen, weerleggen. De toetsing van de stelling levert problemen.

Ik heb in eerste instantie die stelling opgevat als dichotomie. Een artikel is of opiniegericht of feitgericht, maar niet iets tussenin. Dat is dus veel te zwart-wit gedacht. Beter is om te denken aan een glijdende schaal. Links de heel erg opiniegerichte artikelen en rechts de heel erg nieuws- en feitgerichte artikelen. Middenin is dan ruimte voor artikelen waarbij het niet zo duidelijk is.

Wat is precies een opiniegericht artikel? Dat is een artikel dat bedoeld is een opinie over te dragen of een bepaalde opvatting te ondersteunen. Wanneer Martijn Katan dus een column schrijft dat melkvet minder gezond is, is dat in beginsel opiniegericht. Natuurlijk heeft de man ook gelijk. Of is het dan ook een feitgericht artikel? Lastig dus.

Misschien is het een soort invalshoek. Een dominee vertelt vanaf de kansel hoe het is, wat verkeerd is en wat goed. Een preek bevat dus geen nieuwe informatie, bevestigt alleen onze bestaande vooroordelen en wat wij al dachten te weten en is niet gericht op het achterhalen van de waarheid, want die werd al als bekend verondersteld. Een nieuwssite als van de BBC is vooral het tegenovergestelde. Wat men brengt, is in beginsel nog niet (algemeen) bekend. Het gaat niet over hoe wij denken dat de wereld is, maar over wat er in de wereld gebeurd is en ontdekt is.

Voorbeeld 1 (column Smalhout: ´Duister Nederland...´) en voorbeeld 3 (column Vinckx over Lady Gaga) uit mijn vorige notitie geven vooral opinie of zijn bedoeld bepaalde opinies te ondersteunen. Ook voorbeeld 6 (Blokker over Witsen) hoort voor mijn idee in deze categorie thuis. Het is een soort dominee die vanaf de kansel de zondagse preek de ruimte in slingert, zonder zich erg druk te maken over wat al die frasen nu precies betekenen.

Van de column van Maarten ´t Hart (voorbeeld 4) kun je dat niet zeggen. Dat is vooral bedoeld een leuk stukje te zijn, maar omdat Maarten weet hoe hij moet schrijven, stopt het ondertussen vol met specifieke informatie (die ik als leek op dit gebied helemaal niet meer kan controleren, straks blijkt hij het allemaal verzonnen te hebben). Maar qua nieuws- en feitwaarde scoort dit dus niet echt. Maar als de bedoeling is een leuk stukje te schrijven, dan hoort het eigenlijk ook behoorlijk links te staan, lijkt me. Een preek heeft immers de bedoeling je te sterken in je opvattingen, je een vertrouwd gevoel te geven en dit stukje is bedoeld een prettig gevoel te geven.

Maar dan klopt dat hele onderscheid opinie versus feit eigenlijk niet meer. Maarten dringt immers op geen enkele manier een opinie op. Dan kun je misschien beter een dimensie niet informatief -- wel informatief hanteren.

En vervolgens krijg je daar dwars op dan een emotionele dimensie: ik vind dit niks -- ik vind dit top. Zo´n op de emoties gericht stuk kan immers goed vallen bij iemand, maar ook verkeerd. Stel je voor dat je een echte Lady-Gaga-hater bent. Dan is het misschien heerlijk om te lezen dat er nog iemand anders net zo denkt als jij. Terwijl ik het stukje van Maarten geestig vind, ergert iemand anders zich misschien vreselijk aan die mislukte tuinier.

Een probleem met dat criterium van Blokker, opinie versus feit/nieuws, is dat het betrekking heeft op het schrijfproces, denk ik. Blokker denkt als journalist. Maar een lezer reageert heel anders op een opiniestuk waar hij het mee eens is, dan op een stuk waar hij het volledig mee oneens is. En op dezelfde manier heeft een informatief stuk waarvan de informatie al lang bekend is, voor de lezer toch een heel andere betekenis dan een stuk waarvan de informatie nieuw en relevant is.

Goed, als ik dus gelijk heb, moeten we het opinie versus feit/nieuws-onderscheid vervangen door twee aparten schalen: niet informatief -- erg informatief en niet leuk -- wel leuk. Het is vervolgens natuurlijk een klein stapje om iedere schaal een aantal keren te operationaliseren met steeds, net iets andere termen. Bijvoorbeeld: niet nuttig -- wel nuttig, negatief -- positief, oneens -- eens, niet relevant -- wel relevant.

Als ik dan de stelling van Blokker in deze termen probeer te herformuleren, proberen Nederlandse journalisten vooral positief en leuk te schrijven. Ze willen bij de lezer een emotie opwekken. Maar op informatie overbrengen zijn ze minder gericht.

Maar opnieuw loop ik dan vast met de toetsing. Want Nederlandse journalisten kunnen wel heel veel willen, maar ik kan in de praktijk alleen meten wat lezers van een serie artikelen vinden. En je kunt dus wel een steekproef van artikelen laten beoordelen op een aantal schaaltjes om die twee dimensies te meten, maar dan krijg je in de praktijk een scatterdiagram met een puntenwolk. Moet je dan die twee hoofdvariabelen qua gemiddelden gaan vergelijken? En dan concluderen: inderdaad Nederlandse journalisten schrijven meer opiniegericht dan informatiegericht?

Dat wil dus niet zondermeer omdat de opiniedimensie een mee oneens -- mee eens dimensie is. De positieve scores vallen dus wel tegen de negatieve en je komt altijd rond nul uit, zou je denken.

Kortom, een prachtige stelling. Bijna iedereen ziet die stelling ook bevestigd voor zichzelf. Maar probeer het maar eens echt aan te tonen.



Houden journalisten niet van journalistiek? II


Mijn vorige stukje ging over de stelling uit het boek van Jan Blokker: Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek. Nederlandse journalisten verkondigen liever opinies (hun mening of de mening van hun groep) dan dat ze echt zoeken naar de feiten en de waarheid.

In de reacties op die stelling bleek bijna iedere reagerende journalist vooral met de eigen opinie te komen. Afgaande op die reacties zou de stelling van Blokker dus goed kunnen kloppen.

Frits Abrahams ´verzachtte´ in zijn NRC-column de stelling van Blokker: Nederlandse journalisten van kwaliteitskranten zijn heel respectabel en fatsoenlijk; ze schrijven graag, maar ze houden niet van nieuws; het zijn geen newsgetters, ze proberen niet de onderste steen boven te halen, ze houden niet van het wroeten in de modder. Een enkeling misschien uitgezonderd.

Maar omdat iedereen die reageerde, zelf ook weer met opinies kwam en mijn eigen stukje ook al begon met een soort opinie, vroeg ik me vervolgens af of het wel mogelijk is te schrijven zonder iets van een opinie te ventileren. En mijn antwoord was ontkennend: iets van een opinie, stellingname is vaak nodig. En ik gaf als voorbeeld de aangehaalde column van Frits Abrahams.

Op basis van dat inzicht, dat een bepaalde stellingname nodig is, zag ik Blokkers stelling vooral in termen van goed of slecht schrijven. We willen vaak snel klaar zijn en komen dan met onze opinies. Op die manier hoeven we niets te onderbouwen en waar te maken.

Tot zover de voorgeschiedenis.

Wat me eigenlijk niet lekker zit, is dat de formulering van Abrahams vrij concreet is, maar doordat ik er een soort algemeen principe van maak, dat gaat over het verschil tussen goed en slecht schrijven, het allemaal nogal vaag wordt. Moet die stelling echt zo breed geformuleerd worden of is het misschien beter om de stelling inderdaad toe te spitsen op ´nieuws´ zoals Abrahams doet?

Om hier een idee van te krijgen, heb ik geprobeerd een aantal voorbeelden op dit punt te bekijken.


Voorbeeld 1

Allereerst een column van ´Prof. dr. B. Smalhout´ uit de Telegraaf van zaterdag (6/02/2010). De kop: Duister Nederland... Die column begint zo: Hoewel premier Jan Peter Balkenende ons bij vele gelegenheden heeft opgeroepen acht te slaan op normen en waarden, lijkt het wel dat de landelijke ethiek steeds meer aan een chronische zonsverduistering begint te lijden. Alleen al de laatste week werd de doorsnee Nederlander via de media enige malen een blik gegund in de duistere krochten van de overheid.

De column eindigt zo: Het gaat er niet om dat zwart sparen in principe fout is. Maar een overheid die zakendoet met criminelen en zich als een ordinaire heler profileert, functioneert op het niveau van de maffia. Het is een dieptepunt van ethische verdorvenheid en een morele schande voor een politicus van een christelijke partij.

Als Telegraaf-lezer vond ik deze column niet informatief. Smalhout kan goed schrijven en heeft een scherpe blik. Maar neem dat begin. Dan denk ik niet, daar moet ik meer van weten. Het is ook niet zo, dat ik het met zijn conclusies bij voorbaat oneens ben. Ik heb ook niet een hoge pet op van het functioneren van de overheid en de politiek, maar de column slaagt er heel stellig in de indruk te wekken in feite geen informatie te bevatten. Het is puur opinie, prettig voor lezer met dezelfde opinie die zijn gedachtengoed bevestigd wil zien.

Het is nu gemakkelijk te roepen dat dit een typische Telegraaf-column is. Het punt van Blokker is, als ik hem goed begrijp, dat Volkskrant, NRC en de rest van de pers dit ongeveer even erg en even vaak doen. In de reacties op zijn stelling is tot nu toe ook niet echt gebleken dat hij het bij het verkeerde eind zou hebben.


Voorbeeld 2

Een tweede voorbeeld ontleen ik aan de UK, de Groninger universiteitskrant, van 4/02/2010. Gerrit Breeuwsma heeft daarin een column met de titel Bronnen. In die column heeft hij het over het vermelden van bronnen (literatuurverwijzingen) in scripties en wetenschappelijke artikelen. Dat is een concreet onderwerp en hij introduceert dat in zijn eerste zin. In de tweede zin komt hij op de proppen met iets dat hij persoonlijk meemaakte met een studente en dat betrekking heeft op dit onderwerp. Zo had ik jaren geleden eens onenigheid met een studente over een passage in haar scriptie.

Een prachtige zin midden uit het stukje vind ik deze: De meest doodgewone zaken worden voorzien van een referentie (¨Het was vandaag mooi winterweer¨; Kroll, 2010), alsof ze daarmee een wetenschappelijke status krijgen. Zo´n zin zou je eigenlijk moeten inlijsten en aan de wand moeten hangen.

Op het einde geeft hij een soort conclusie. Zo bekeken zou het een vorm van wetenschappelijke hygiëne zijn om te streven naar zo weinig mogelijk referenties: alleen als het echt niet anders kan, geef je een verwijzing: de rest is voor eigen rekening. Misschien dat we er dan ook achterkomen wie echt iets te vertellen heeft.

Dit is een kort stukje. Het is leesbaar en helder. Het gaat ergens over. Het knoopt aan bij een concrete gebeurtenis van de schrijver die ermee te maken heeft. Daardoor kun je als lezer je gemakkelijker voorstellen waar het allemaal over gaat. Het is leuk ook door die prachtige zin in het midden. Het is voor studenten en anderen nuttige en relevante informatie. En het bevat ook iets van een mening, een standpunt, maar zonder dat het storend is. Mijn oordeel: perfect stukje.


Voorbeeld 3

In het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad (5/02/2010, p. 3) heeft Yaël Vinckx een column over popmuziek. Het stukje gaat over Lady Gaga en heeft als titel: Beeltenis verklede Lady Gaga beklijft niet. Het stukje begint zo: Ze droeg een hoog opgesneden badpak met wijde schouderstukken dat deed denken aan een hart en danste op bijpassende plateauzolen door een decor dat een fabriek voorstelde: The Fame Factory.

Het stukje eindigt zo: Dat verklaart wellicht waarom Lady Gaga´s beeltenis bij mij niet beklijft. Ze mag dan niet van TMF zijn af te slaan, als ik haar tegen zou komen op straat, zou ik haar niet herkennen. Tenzij ze zich daar ook tooit met veren, vleugels, brillen, badpakken en torenhoge plateauzolen.

Ik vind Lady Gaga leuk, maar denk ik na die eerste zin dat ik door moet lezen om iets meer te weten te komen? Het is op dat punt nog niet eens duidelijk dat het stukje over Lady Gaga gaat.

In feite is dat ook nog wat te ruim genomen. Het stukje gaat niet over Lady Gaga, maar over wat Yaël Vinckx van Lady Gaga vindt. Welke lezer zit daarop te wachten? Vinckx heeft niets over Lady Gaga te vertellen, maar wil of moet er kennelijk wel een stukje over schrijven. Het onderwerp heeft je interesse niet, je wilt je er ook niet in verdiepen en dan ga je maar opschrijven waarom je Lady Gaga niets vindt.

Om dat zo te doen, dat daar een lezenswaardig stukje uitrolt, is niet gemakkelijk en dat lukt hier, naar mijn mening, dan ook niet goed. Kortom, ongeveer 1/4 bladzij opinie, zonder informatie.



Voorbeeld 4

Maarten ´t Hart in NRC Weekblad (6-12/02/2010, p.34-35) in zijn maandelijkse stukje over zijn moestuin. De titel: Laat u toch geen oor aannaaien voor koeienstront. Heb ik interesse in moestuinen? Absoluut niet! Toch lees ik deze stukjes omdat ze geestig en leuk zijn. Het stukje begint zo: Omdat ik van spitten een rsi-rug krijg, besteed ik het uit. Ik laat een grondwerker annex graafmachine langskomen die mijn tuintje in een dag omlegt. Dat kost een vermogen.

Hier wordt de lezer onmiddellijk bij de lurven gegrepen. Je ziet die enorme graafmachine in dat niet al te grote tuintje. Wat kost dat wel niet allemaal, zit je je al af te vragen. Nou, een vermogen dus.

Verder schrijft Maarten over iets waar hij veel van afweet en dat merk je als lezer. Hoewel het een leuk stukje is, is het daardoor ook informatief. Zelf tuinieren kan bijvoorbeeld vaak helemaal niet echt uit, begrijp ik.

Bijzonder in deze stukjes zijn ook de maand-tips. Ze zijn soms geestig, soms nuttig, maar verlevendigen in ieder geval het verhaal. Tip 1 voor februari is: Win zoveel mogelijk zelf zaad.

Op basis van de titel zou je verwachten dat Maarten een verhaal houdt over wat wel en niet mag. Kortom, je verwacht een nogal opiniërend verhaal. In werkelijkheid is het dat eigenlijk nergens of in ieder geval niet op een opdringerige manier. Neem de zin: Zelfs als je, wat ik iedereen nadrukkelijk aanbeveel, biologisch geteelde groenten koop, ben je veel goedkoper uit. Hij doet expliciet een ´nadrukkelijke aanbeveling´, maar het is terloops en niet iets waar hij eindeloos over doorzanikt.

Ik vind dit een leuk, helder, leesbaar stukje, dat geestig is en waar ondertussen ook nog de nodige informatie in staat.


Voorbeeld 5

Een laatste voorbeeld uit NRC Weekblad van 6-12/02/2010. Het is de column van Erica Verdegaal over geld en heeft de titel: Overleef uw pensioen. Het stukje begint zo: Ons pensioenstelsel kraakt als een boerensloot na slechts één nacht vorst. Nu zeggen ze dat kraakijs geen breekijs is. Maar beangstigend is het wel. Na dat begin weet je waar het over gaat.

Op het einde van het stukje geeft Verdegaal drie suggesties hoe je kunt omgaan met een tegenvallend pensioen in de vorm van vetgedrukte kopjes. Na ieder kopje wordt dat alternatief kort toegelicht.

Dit is een lastig onderwerp. Lezers vinden het niet leuk na al geconfronteerd te worden met een mogelijk tegenvallend pensioen. Verder kun je zo´n stukje ook niet al te technisch maken, want dan haakt iedereen af. De strekking van het stukje is dat de alternatieven op een heldere manier op een rijtje worden gezet en dat de lezer wordt uitgenodigd zelf te kiezen. Volgens mij is dit een helder, leesbaar en informatief stukje.


Voorbeeld 6

Als laatste voorbeeld neem ik een stukje van Jan Blokker zelf. Het staat in de bijlage Boeken van NRC Handelsblad van vrijdag 5/02/2010 en heeft de titel: Witsen, dilettant tussen God en wetenschap. Het stukje begint zo: Tot twee keer toe in korte tijd heeft de (kunst)historica Marion Peters zich beziggehouden met de Amsterdamse regent Nicolaes Witsen. De eerste keer (2008) promoveerde ze op een half-biografie, getiteld ´Mercator sapiens´. Onlangs voltooide ze een bewerking van de dissertatie, nu met nadruk op Witsens onderzoeksactiviteiten. De hoofdpersoon werd vernederlanst tot ´De wijze koopman´.

Dit stukje is ongeveer 1/3 pagina groot. Als lezer zit je je eerst af te vragen: Waar gaat dit over? En daarna: Waarom moet ik dit lezen? Ogenschijnlijk is het een vrij feitelijk stukje, zonder veel opinie. Maar het is vooral een verzameling losse uitspraken. Gaat het nu over het boek? Nee, het gaat over Witsen. Kennelijk ontleent Blokker dus alles wat hij schrijft aan dat boek van Marion Peters. Hij schrijft dus niet op, wat hij als lezer vindt van dat boek. Nee, hij schrijft een heel onsamenhangend verhaal over Witsen dat hij in feite weer ontleent of denkt te ontlenen aan het boek van Peters.

Hij sluit zo af. Was het wijs? Heeft het wijsheden aan volgende generaties overgedragen? Amper, waarschijnlijk. Maar dat is normaal voor oprechte dilettanten. Waarom dat de slotvraag zou moeten zijn, komt voor mij als lezer nogal uit de lucht vallen. En waarom zou je iemand moeten beoordelen op een criterium als wijsheden overdragen aan volgende generaties? Het wordt me niet helder. Dan komt er een fraai klinkende conclusie, die in feite gebaseerd wordt op niets en waarin Witsen wordt weggezet als ´dilettant´.

Dit lijkt mij typisch een stukje van het type ´er moet een stukje komen´. Deskundigheid met het onderwerp bezit de schrijver niet en motivatie om zich in het onderwerp te verdiepen nog minder, is mijn indruk als lezer.


Conclusie

Welke conclusie moeten we nu uit deze voorbeelden trekken? Allereerst geloof ik niet dat Jan Blokker zich echt gebaseerd heeft op concrete producten van journalisten. Ik heb dat hierboven wel proberen te doen en dan merk je onmiddellijk dat die prachtige stelling van Blokker in feite hinderlijk vaag is.

Wanneer verkondigt iemand vooral een mening en wanneer zoekt een journalist of schrijver echt de feiten en de waarheid?

In sommige gevallen lijkt dat duidelijk zoals bij voorbeeld 1. Het zijn stukken die kennelijk vooral bedoeld zijn om aan te sluiten bij de heersende opvattingen en op die manier de lezer een goed gevoel te geven. Men mag dat kwalijk vinden, maar lezers hebben het recht zich op die manier te laten ´verwennen´. Het bezwaar van die uitgesproken opinie-stukken is echter dat ze ook non-informatief zijn. Ze bevatten niet echt informatie en voor veel lezers is dat uiteindelijk een belangrijk punt. Verder is het niet eenvoudig op deze manier een stuk te schrijven dat de lezer echt raakt en aanspreekt.

Bij voorbeeld 3 hebben we kennelijk een schrijver die iets moet schrijven over een onderwerp waar hij niets mee heeft en dan maar zijn meningen over dat onderwerp gaat ventileren. Ik hou niet van wiskunde en nu moet ik een opstel schrijven over wiskunde. Titel: Waarom ik wiskunde haat. De schrijver verkondigt zijn mening, maar daarmee tegelijkertijd ook zijn waarheid. In voorbeeld 3 is het zoeken naar die afkeer voor Lady Gaga niet erg diepgaand, maar is er wel een soort begin. Dat maakt het artikel voor de lezer echter niet verteerbaarder.

Bij voorbeeld 2, 4 en 5 hebben we mijns inziens te maken met goed geschreven stukjes die de lezer op een prettige manier over iets informeren. Maar kun je hier spreken over een zoeken naar de waarheid? Mij lijkt van niet. De auteurs bezitten gewoon een bepaalde deskundigheid op op een bepaald gebied en schrijven over dat gebied en schrijven ook nog eens goed.

Voorbeeld 6 lijkt een beetje op voorbeeld 3, maar de schrijver pakt het handiger aan. Een normale lezer die er vluchtig over heen gaat, zal het niet echt interessant vinden, maar zal ook niet zien wat het probleem was.

Ik denk dat in een normale krant normaal niet veel stukjes staan, waarin de schrijver echt op zoek gaat naar de waarheid. Zo werkt dat niet en dat kun je de lezer ook niet aandoen. Natuurlijk hebben kranten soms ook echt nieuws, maar dat beslaat hooguit een minieme fractie van de krant. De rest is uitleg, verklaring, commentaar, nakauwen, wat vinden we ervan, etc. Ik denk ook dat lezers al te veel nieuws niet leuk vinden en emotioneel niet aankunnen. En alleen al om die reden zal de stelling van Blokker altijd opgaan: kranten en journalisten zoeken normaal niet echt naar de waarheid. Het zijn geen wetenschappers en die hebben er vaak ook nog moeite mee.

Ook de afzwakking van de stelling door Abrahams tot: ´Nederlandse journalisten houden niet van nieuws´ werkt om die reden niet. Het grootste deel van de krant is niet echt nieuws en kan dat ook niet zijn. Maar daarom kun je nog wel proberen informatief te schrijven en Abrahams zelf doet dat ook, terwijl het duidelijk lijkt dat hij geen harde feitenjager is.

Kortom, het is een prachtige stelling van Blokker. Veel mensen in de gordijnen. Aan de andere kant heeft iedereen het gevoel dat die stelling toch wel klopt. Niemand die op het idee komt dat nu eens allemaal te gaan toetsen, want het klinkt zo plausibel. Pas op het moment dat je de stelling probeert te toetsen, merk je dat er iets hinderlijks vaags aan de stelling is.

Op basis van dat inzicht, dat een bepaalde stellingname vaak nodig is, interpreteerde ik Blokkers stelling vooral in termen van goed of slecht schrijven. We willen vaak snel klaar zijn en komen dan met onze opinies. Op die manier hoeven we niets te onderbouwen en waar te maken.

Twee van de vier voorbeelden zijn voor mijn idee niet goed geschreven en vermoedelijk veel te snel. Maar van die twee bevat er de ene vrijwel louter opinie en de andere ogenschijnlijk vrijwel niet. En van de goed geschreven artikelen, is er één een volledig opinie-artikel. Ook die interpretatie van de stelling gaat dus niet op. Het is dus niet zo, dat als we snel even nog een artikeltje moeten schrijven, dat automatisch een zwaar opiniërend iets wordt.

Kortom, leuk bedacht, maar allemaal onzin. Of ben ik nu te somber?

----------------
Laatst bijgewerkt: 7/02/2010.


vrijdag, februari 05, 2010



Houden journalisten niet van journalistiek?


In mijn vorige notitie op deze blog ging het over de achteruitgang van de NRC die ik meende te zien.

Toen ik later terugdacht aan die notitie, maakte ik voor mezelf een wat merkwaardige vergelijking. Het verschil tussen NRC en Beyoncé lijkt heel erg op het verschil tussen klassieke transgenders en showgirls. Pardon, wat?

Biologische mannen die zich als vrouw manifesteren, heb je in twee totaal verschillende soorten die qua uiterlijk en qua innerlijk heel erg verschillen. Klassieke transgenders voelen zich vrouw en spelen de vrouwenrol en worden eventueel vrouw om zich gelukkig te voelen. Showgirls presenteren zich als vrouw en spelen de vrouwenrol om bij de toeschouwers een illusie, een fantasie op te wekken. De eerste groep is met haar eigen emoties bezig. De laatste groep is bezig met een performance om de emoties van de toeschouwer te raken.

Het bijzondere van dat onderscheid, dat inmiddels wetenschappelijk de nodige keren bevestigd is, is dat het ook heel zichtbaar is. Klassieke transgenders zien er totaal anders uit dan showgirls. Sommige auteurs (Bailey bijvoorbeeld) omschrijven het onderscheid ongeveer als volgt. Klassieke transgenders zien er uit als mannen die als vrouw verkleed zijn. Showgirls zien er -- soms verbluffend -- overtuigend uit als vrouw. Je kunt het ook zo omschrijven. Als een heteroseksueel denkt: ´Dat lijkt wel een leuke meid,´ dan is het een showgirl. Als een heteroseksueel geen interesse heeft, dan is het een klassieke transgender. Meestal werkt die regel vlekkeloos.

Een vrouw als Beyoncé is onmiskenbaar een showgirl, ook al is ze dan niet transgender, maar een normale vrouw. Niet omdat heteroseksuele mannen haar wel zien staan, maar bij Beyoncé is alles ondergeschikt aan dat ene heilige doel: een perfecte clip, een perfecte performance. En die volstrekte motivatie zie je als toeschouwer tenslotte terug in de clip. En dat is typerend voor een goede showgirl: een blinde motivatie voor een perfect resultaat.

Bij de voorbeelden die ik gaf uit de NRC zie je in feite precies het tegenovergestelde. Men is arrogant, men is zelfingenomen. Men neemt niet de moeite te zorgen voor een samenvatting vooraf. Men neemt niet de moeite zich goed in de materie te verdiepen. Men schrijft onnodig lange verhalen waarvan de inhoud niet duidelijk is. Men publiceert wat een toevallig vriendje toestuurt, want daar heeft men immers het recht toe. En zo gaat de lijst door en door. Men is journalist. Men is redactie. Men is hoofdredacteur. Men voelt zich heerlijk. Men zwelgt in de status van het beroep. Men zwelgt in de macht die het geeft. Maar om 5 uur opstaan voor een dagelijkse work-out van 3 uur is er niet bij. Men is kortom vooral bezig met de eigen emoties in plaats van met de vraag hoe men een krant kan maken die de lezer geweldig vindt.

En je houdt het niet voor mogelijk, maar op een of andere manier kun je dat als lezer merken. Natuurlijk kun je dat als lezer merken. De lezer kan iedere spelfout, ieder verkeerd woord, iedere foute komma zien. En dan hebben we het alleen nog maar over de oppervlakkige fouten. Niet over inhoudelijke tekortkomingen. Maar het produkt van een redactie en van journalisten is voor de lezer volledig zichtbaar. Alles wat niet goed is, is uiteindelijk ook voor de lezer zichtbaar niet goed.

Aan deze vreemde vergelijking van mezelf moest ik denken, toen ik las over het nieuwe boek van Jan Blokker: Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek.

Nederlandse journalisten, fulmineert columnist Jan Blokker, houden niet van journalistiek. Waar heuse journalisten de feiten ‘opzoeken en voorgeleiden’, geven Hollandse dagbladschrijvers, doortrokken als ze zijn van verzuiling, al meer dan honderd jaar de voorkeur aan opinies. Het gaat ze niet om de waarheid, maar om hun waarheid. Dit schrijft Henk Blanken op de website DeNieuweReporter.nl over dat boek.

Heeft Blokker gelijk? Ik citeer nog een keer uit het stuk van Blanken, die ook adjunct-hoofdredacteur is van het Dagblad van het Noorden. Waar Blokker dik honderd pagina’s lang de verzuilde journalistiek fileert – “Een aanstaande journalist werd in Nederland niet gekozen en getraind als een ‘waakhond van de democratie’, maar als de herdershond van verzuilde kuddes…” – toont hij zich een behoudzuchtige oude man zonder verbeeldingskracht zodra hij vernieuwers de maat neemt. De passage waar het me om ging, heb ik vet gemaakt.

Misschien is Blokker wel oud en behoudzuchtig, maar waar ging het ook al weer over? En kan iemand die oud en behoudzuchtig is, niet gelijk hebben? Blanken ventileert hier een negatief argument over de persoon Blokker in plaats van over de stelling waar Blokker mee kwam. Vroeger leerden we op school dat dat niet mocht en niet hoorde, maar tegenwoordig schijnen onze hoogopgeleide journalisten daar nog nooit van gehoord te hebben.

Maar behalve dat Blanken hier een ´argument ad hominem´ (tegen de persoon) gebruikt, doet hij nog iets interessants. Erger nog: Blanken doet precies wat Blokker in zijn stelling beweert. Hij neemt niet de moeite inhoudelijk op de stelling van Blokker in te gaan, maar volstaat met het geven van een mening. En dat nu, was precies wat Blokker stelde en beweerde. Blanken bevestigt met zijn reactie het gelijk van Blokker, hoewel hij zichzelf dat kennelijk niet realiseert.

In het stukje stelt Blanken ook dat Blokker zelf doet, wat hij anderen verwijt. Hij schrijft graag opinie-stukjes. Ik kan me bij dat argument van Blanken wel iets voorstellen, want ik weet hoe Blokker schrijft. Aan de andere kant zou Blokker heel inconsequent zijn, als hij zelf een duidelijke uitzondering op zijn regel vormde. Maar het verwarrende is natuurlijk dat Blokker het brengt als een soort kritiek, terwijl hij het ondertussen zelf ook doet.

Hoe dan ook, de journalistieke prestaties van Blokker veranderen de juistheid of onjuistheid van de stelling niet. In feite gebruikt hij tweemaal een argument tegen de persoon van Blokker. Misschien is Blokker een vervelende, betweterige, oude zak. Maar daar ging het niet om. Het ging om die stelling en die stelling wordt niet meer of minder waar als Blokker een zak is. Zo simpel zou het moeten zijn, maar zo simpel is het voor deze adjunct-hoofdredacteur niet.

Wat hij echter wel opmerkt, is het volgende. (...) Nederlandse journalisten waren de laatste jaren eerder overmatig zelfbewust en arrogant dan bedeesd. Ze waren in grote meerderheid behoudzuchtig, dat is waar, (...) niet geneigd tot vernieuwing, zelfkritiek of acceptatie van het onafwendbare. In die passage proef ik vooral ´bezig zijn met de eigen emoties´ in plaats van een brandende motivatie om een perfect artikel te schrijven.

Ik vond in totaal, na wat zoeken, 3 reacties op die blog. Filip S. is het toch wel wat met de stelling van Blokker eens en geeft een concreet voorbeeld waarin een nieuwsfeit gereduceerd wordt tot een opinie in RTL Z. Ook de reactie van Mike heeft de strekking dat hij graag meer inhoud en wat minder opinie. Verder geeft Harry van westlanders.nu nog een commentaar waarin hij stelt dat sensatiejournalistiek het vak verknald heeft en dat westlanders.nu het met succes over een andere, inhoudelijke boeg heeft gegooid.

Hugo Arlman schrijft op denieuwereporter.nl het volgende over Blokkers boek. Met zijn stelling ‘Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek’ heeft Jan Blokker, zo blijkt uit de reacties, misschien wel meer gelijk dan hij zelf dacht. De titel van Blokkers bundel met stukken over de media verwijst naar de voorliefde van journalistiek Nederland voor opinies, analyses en meningen – geheel in de traditie van de dominees vanaf de kansel en de onderwijzers voor de klas. Gewoon intelligent uitgezochte en goedgeschreven stukken gaven en geven in belangrijke delen van de gedrukte media geen status genoeg, je moet minstens ‘een column’ hebben, het liefst nog met fotootje. Zie de gênante proliferatie van stukjes, bij voorkeur met leuk fotootje, in de Volkskrant, zoals ook Vrij Nederland en HP De Tijd dat sinds jaren doen.

Hij sluit zo af. Maar ook als je internet omarmt als nieuw medium (...) moet je constateren dat internet journalistiek gesproken vooral tot méér meningen, méér opvattingen, méér profilering, méér pluriformiteit heeft geleid en niet altijd van topkwaliteit, to put it mildly. Tot méér degelijk geresearchte, feitenverzamelende journalistiek hebben die nieuwe media in Nederland helemaal niet geleid. In dat opzicht heeft de oude Jan Blokker sr. alle gelijk van de wereld.

Dat klinkt heel aardig voor Blokker, maar was niet het punt waar het om ging. De centrale stelling van Blokker is dat journalisten graag vanaf de kansel het publiek belerend toespreken over hoe het allemaal moet in plaats van dat ze zorgen voor goede informatie. Zo wordt heel subtiel die simpele stelling omgebogen in iets veel onschuldigers zonder het openlijk met Blokker oneens te zijn.

Op die blog vond ik één reactie en wel van Sent Wierda, ´free-lance journalist´. Hij merkt onder andere op: Zoals Hugo Arlman constateert: Jan Blokker heeft het vaker bij het rechte eind dan menigeen zal willen/durven toegeven. Het tweede katern van de Volkskrant wordt door Jan Blokker ‘een vod, een rotzooi’ genoemd – een rake typering.

Sent voelt dus sympathie voor het standpunt van Blokker, begrijp ik. Maar gaat dat nu over die centrale stelling of over zijn mening over het tweede katern van de Volkskrant? Je bent journalist en je reageert op zo´n stukje. En dan geef je dus je mening. Maar wat die mening precies inhoudt, is wat onduidelijk. Dit lijkt me weer een voorbeeld dat het gelijk van Blokker bevestigt. Journalisten zijn geneigd opinies te geven. Dat schrijft en leest gemakkelijk weg.

Blokker lijkt dus gelijk te hebben. Maar zelf geeft Blokker met die titel Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek in feite ook een opinie. En dit stukje begon met een vreemde vergelijking die misschien ook vooral opinie was. En mijn vorige notitie op deze blog gaf in feite ook vooral een opinie. Kan het eigenlijk anders?

NRC-columnist Frits Abrahams was bij de presentatie van het boek van Blokker, waar de 82-jarige Blokker zelf helaas niet bij aanwezig kon zijn door gezondheidsproblemen. Ik citeer deze passage uit zijn column naar aanleiding van die presentatie. Intussen kauwde ik, als niet al te fatalistisch aangelegde toehoorder, maar steeds op die provocatief bedoelde titel van Blokkers boek. Die klopt naar mijn gevoel niet. Journalisten van de betere kranten – over hén heeft Blokker het – houden volgens mijn waarneming wel degelijk van journalistiek. Ze schrijven graag hun reportages, interviews, commentaren en recensies – allemaal respectabele journalistieke genres. Ze voelen alleen minder voor de rol van harde newsgetter, de modderwroeter die de onderste steen bovenhaalt. Ze zijn er wel, die nooit versagende nieuwsgaarders, maar het zouden er méér moeten zijn. Het boek van Blokker had daarom beter kunnen heten: Nederlandse journalisten houden niet van nieuws.

Abrahams verzacht de stelling dus wat. ´We zijn allemaal respectabele journalisten, maar we houden niet van nieuws.´ Wat me opvalt, is dat ook Abrahams in feite ook weer komt met wat in feite een mening is. ´De stelling zal wel betekenen ....,´ zegt hij.

Stel, dat je je als krant in dit geval beperkt had tot het nieuws. Dan moet je dus vertellen dat er een nieuw boek verschenen is van Blokker en je vertelt iets over dat boek. Dat is moeilijk en saai en spreekt de lezer niet aan. Bovendien sluipt in zo´n beschrijving van het boek binnen de kortste keren toch weer iets van een opinie en dat kan ook niet anders. Ik denk zelfs dat de lezer recht heeft op die opinie. Op het moment dat je schrijft over een boek, moet je daar een duidelijk standpunt over innemen. Natuurlijk moet je dat onderbouwen, maar de lezer wil graag weten wat jij ervan vindt. Dat valt niet echt te objectiveren.

Is het mogelijk nieuws te geven, zonder meningen? Nee, want door alleen kale feiten te presenteren, kun je niets overbrengen. Je kunt wel belangrijke, goede, relevante getallen hebben. Maar zonder iets van een opinie, krijg je een saai rapport dat niemand leest en niemand iets zegt. Zonder iets van een opinie, kun je de essentie niet overbrengen. Vaak is een goed verhaal belangrijker dan overtuigende getallen.

Maar tegelijkertijd denk ik van ´ja´. Een wel overwogen, goed onderbouwd verhaal is lastiger, kost veel meer tijd om te schrijven dan een vlot geschreven stukje met wat opinies.

Waar ligt precies de grens? Waar houdt het feit op en begint de opinie of waar houdt de opinie op en begint het feit? Neem zo´n wetenschappelijk ´feit´ als het onderscheid tussen showgirls (zoals ik ze noem) en klassieke transgenders (zoals ik ze noem). Als je er mee bekend bent, is het geen punt. Maar als je het niet kent, denk je vermoedelijk: hmmm.. Natuurlijk kun je dan een stel literatuurverwijzingen geven, maar overtuigt dat? Ik heb te vaak meegemaakt dat de vermelde literatuurverwijzingen alleen verwezen naar andere meningen en dat overtuigt mij dus niet.

Ik denk dat waar het bij journalistiek echt om gaat, de kwaliteit van de artikelen is. Zijn die artikelen leesbaar voor de lezer? Zijn ze helder en duidelijk? Zijn ze goed gestructureerd? Zijn ze voor die lezer relevant? Zijn ze voor die lezer begrijpelijk? En heel belangrijk: kloppen ze.

De column van Frits Abrahams is een prima voorbeeld. Hij is kort, helder, spreekt de lezer aan (volgens mij) en vestigt toch even op een leuke en leesbare manier de aandacht op die presentatie en dat boek. Hij geeft zijn mening, maar het is duidelijk dat het zijn mening is en tegelijkertijd heeft zijn stukje een feitelijke onderbouwing. Het is -- in mijn opinie -- een mooi stukje vakwerk. En op die manier is er niets mis met een beetje opinie, lijkt me.

Of neem iemand als Piet Borst. Hij neemt in zijn columns in de NRC heldere standpunten in. Hij laat weten wat hij ervan vindt. Maar tegelijkertijd neemt hij de moeite zijn standpunten te onderbouwen, uit te leggen, te documenteren en aan de man te brengen. Hij zal nooit alleen maar een mening verkondigen.

Op het moment dat je alleen nog maar je opinie geeft, zonder dat je een poging doet die te onderbouwen of informatief te zijn, is het geen vakwerk meer en wordt het knoeiwerk.

In die zin denk ik dat Blokker gelijk heeft, maar dat het ook een soort universele waarheid is, die niet beperkt is tot alleen Nederlandse journalisten en al die andere mensen die of van beroepswege of zo af en toe schrijven. We houden niet van van het wekenlang prutsen aan een hopeloze tekst, we houden niet van eindeloos bronnenonderzoek, we houden niet van eindeloos checken en opnieuw checken. Nee, we willen allemaal graag snel klaar zijn en denken dat het goed is.

Schrijven is eindeloos informatie verzamelen, doornemen, ordenen, ploeteren met formuleren, schrijven, herschrijven, afzien en streven naar perfectie waarbij je de tekst en de lezer steeds weer boven jezelf en je eigen emoties moet stellen. Hoe omschreef ik het ook al weer? ´Een blinde motivatie voor een perfect resultaat.´ Nee, mijn vergelijking met Beyoncé was zo gek nog niet.

-------------
Laatst bijgewerkt 7/02/2010.


maandag, februari 01, 2010



De achteruitgang van de NRC


Het grootste deel van mijn leven ben ik een trouw en aandachtig lezer van NRC Handelsblad geweest. Meestal las ik daarnaast nog wel één of twee andere kranten, want als student heette je vroeger een informatie-junk te zijn. Tegenwoordig ben ik nog geabonneerd op de NRC, maar ik lees hem steeds minder en als ik er iets in lees, lees ik het vluchtiger.

Hoe komt dat? Allereerst is er de netbook met internet. Je slaat hem open en je bent online. Waar je ook bent, wanneer je maar wilt. Deze blog schrijf ik op die netbook. Je kunt ermee sjouwen terwijl hij aan is, want een kwetsbare harde schijf zit er niet meer in. Als je wilt, mag je hem laten vallen terwijl hij aan is. Ik heb het niet uitgeprobeerd, maar het voelt geruststellend. Via internet ligt de wereld 24 uur per dag onder handbereik. Het resultaat is dat ik toegang heb tot betere nieuwsbronnen dan de NRC en dat ik de informatie soms een week of een paar weken eerder heb.

Dat is niet het enige. Ik heb niet alleen de informatie die in de NRC komt, eerder, ik krijg ook betere en meer informatie. Verder merk ik van tijd tot tijd dat de NRC redacteuren hun berichten wat kleuren en hun informatie nogal selecteren. Als lezer vergroot dat je vertrouwen in een krant niet, om het zachtjes uit te drukken. Internet is dus een eerste factor.

Een tweede factor kwam hierboven ook al even aan bod. NRC Handelsblad zakt af. De artikelen hebben in doorsnee niet meer de kwaliteit die ze vroeger hadden. Hetzelfde geldt trouwens niet alleen voor de NRC, maar ook voor andere kranten die ik lees. Als ik alleen kranten las, zou ik denken dat het aan mij lag: ik word oud en daardoor deugt niets meer. Maar ik heb ook internet en als ik bijvoorbeeld de berichten op de nieuwssite van de BBC lees, denk ik dat niet. Maar ook een Nederlandse site als nu.nl vult haar formule op een lezenswaardige manier in.

Door een kennis werd ik geattendeerd op een omslag-artikel in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad van vrijdag 29 januari 2010. Op de voorpagina van het supplement staat een pagina-vullende kleurenfoto van Beyoncé. Ze staat er in een soort rood badpakje met kousen en jarretels. Rode lange handschoenen complementeren haar outfit.

Het artikel staat op bladzij 7 en is opnieuw opgemaakt met twee grote kleurenfoto´s van Beyoncé uit dezelfde serie. In totaal hebben we 2 bladzijden kleurenfoto en een halve bladzij artikel. Dat artikel is ook nog eens royaal opgemaakt. De titel beslaat 1/5 van die halve bladzij. Verder is er nog een citaat uit de tekst groot afgedrukt waarvoor nog eens ongeveer 1/10 van die halve bladzij wordt gebruikt. De tekst beslaat dus uiteindelijk ongeveer 1/3 bladzij op een totaal van twee-en-een-half.

Ik vind Beyoncé mooi, verzorgd en een vakvrouw. Eigenlijk is ´verzorgd´ niet het juiste woord. Beyoncé is simpel, puur en heeft gevoel voor stijl. Verder is ze zelfbewust en heeft ze lef. Trek een simpel zwart balletpakje aan, zoek daar twee achtergrond-danseressen bij, pak een witte achtergrond en dans in zwart-wit een hele clip vol. Er zijn niet veel vrouwen die dat kunnen en die dat durven. Beyoncé wel. Kortom, ik vind aandacht voor Beyoncé prima, ook in de NRC.

Maar waarom lees je een krant? Moderne krantenredacties zien zichzelf als concurrent van de tv. De krant moet amuseren, de krant moet de aandacht vasthouden, de krant moet zorgen dat de kijker de reclame ziet. Ik vind dat een vreemd standpunt. Ik lees, pardon, ik las de krant als venster op de wereld. Je wilt weten wat er in de wereld speelt en gebeurt en daarvoor las je een krant. Als ik tv wil kijken, kijk ik wel tv. Om clips te kijken, vind ik dat een prima medium. De vraag is dus, vertelt zo´n beknopt stukje tekst iets wetenswaardigs over Beyoncé? En gezien die foto´s en die wanverhouding met de tekst heb ik daar mijn twijfels over.

Maar waar die kennis echt over viel en ik ook, is de stijl van het stukje. Stijl is een lastig begrip. Beyoncé heeft stijl. Dan gaat het over muziek, dans en show. Maar ook schrijfprodukten hebben stijl als het goed is. Stijl is dat sommige dingen niet passen, niet horen. Met stijl laat je zien dat je een goede smaak hebt of juist gebrek daaraan. Als serieuze krant moet je bijvoorbeeld oppassen met gigantische kleurenfoto´s van een schaars geklede dame, ook al is dat een mooi en beroemd iemand, want het kan de lezer snel de indruk geven dat je als krantenredactie niet precies weet wat wel kan en wat niet kan. Als Beyoncé hoofdredacteur van NRC Handelsblad was geweest, waren die foto´s er vast niet ingekomen, want Beyoncé weet perfect wat wel kan en wat niet kan en wat het effect is op de kijker of op de lezer. Dat is haar vakmanschap.

Nu heb ik het over die foto´s en stijl, maar eigenlijk ging het om de stijl van dat stukje. De titel luidt: Zigzag-heupen. Eigenlijk begrijp ik niet waar dat op slaat. Beyoncé heeft een goed figuur, maar dat gebruik je niet in een titel, lijkt me en de term ´zigzag´ in combinatie met heupen slaat amper ergens op.

De eerste zin van het stukje luidt zo: ´Vuur, vonken, fonkellichtjes, het publiek dat als één man uit zijn stoel komt, en daar sta je: Beyoncé, de koningin van zang en dans, de vrouw die het r&b-genre eigenhandig een nieuw decennium in loodste, die over het podium beweegt alsof ze onder stroom staat, met zigzaggende heupen, rollende ogen, trappelende voeten en een haardos die golft en kronkelt als een nest slangen.´ Afgezien van de taalfout, is het wel een erg lange zin, lijkt me. Zeker als openingszin. Maar wat me vooral stoort, is dat perspectief. De schrijfster spreekt Beyoncé toe en niet alleen dat: ze gebruikt de term ´je´.

Stel je voor, je bent journalist bij NRC Handelsblad. Bij NRC Handelsblad ben je misschien iemand, maar in de rest van Nederland zullen veel mensen je naam niet eens kennen. Je schrijft over een wereldberoemde ster met een feilloos gevoel voor stijl. En die ga je als een soort leidinggevende toespreken in het openbaar met ´je´. En dat hou je niet alleen die ene, volstrekt non-informatieve openingszin vol, nee, dat hou je dat hele onbenullige stukje vol. Dat is niet alleen beledigend voor Beyoncé, maar die zal dat stukje vermoedelijk nooit lezen, maar het is beledigend voor de lezer. Gebrek aan stijl dus.

En verder is die openingszin ook nog eens zwaar misleidend. Rollende ogen en trappelende voeten. Het leuke van Beyoncé is dat ze zich gewoon in close-up in clips laat zien. Ze hoeft eigenlijk niets te doen. Je ziet haar gezicht. Je ziet haar kijken. Opmaak zie je eigenlijk niet. Het is heel simpel, maar een normaal mens smelt bij dat plaatje en Beyoncé weet dat.

Maar er is dit weekend nog meer gebrek aan stijl in NRC Handelsblad. In de wetenschapsbijlage van zaterdag 30 januari 2010 staat een grote foto van een kut. Een vrouw ligt met haar benen open en je kijkt recht naar binnen. De foto beslaat een halve bladzij en is dus niet echt klein. Het is een afbeelding van een schilderij, vertelt het bijschrift. Het idee is kennelijk, als het geschilderd is, is het kunst en mag het. Mag je als krant zo´n kut zo bijna meer dan levensgroot afbeelden? Natuurlijk mag dat, maar het is weer een kwestie van stijl, vrees ik. Is het nodig, is het informatief, dient het een doel? Het doel is een lekker plaatje bij een artikel. Het artikel moet wat opgeleukt. Hup, we hebben nog een kut liggen.

Dat artikel ´Een vulkaan in de vestibule´ heeft een intrigerende titel, tenminste zo is het bedoeld. Het gaat over lichamelijke opwinding en zin in seks bij de vrouw en is geschreven door Ellen de Bruin.

Mag een krant over zo´n onderwerp schrijven? Natuurlijk wel, maar is het voor de lezers interessant? Misschien wel, want seks trekt ons allemaal. Maar waar het artikel in feite over gaat, is dat lichamelijke opwinding bij de vrouw moeilijk te meten valt, tot nu toe. Bij mannen gaat dat vrij gemakkelijk, want dan meet men of er iets van een erectie is, maar bij vrouwen is het allemaal nogal onduidelijk. Vervolgens is wat vrouwen zeggen, natuurlijk weer iets anders.

Eigenlijk is dat bij mannen net zo, alleen is bij mannen die lichamelijke opwinding makkelijker te meten. Maar ook mannen zeggen soms dat ze niet opgewonden raken van iets, terwijl blijkt dat ze wel een erectie krijgen. Ik weet dat toevallig omdat seksuologie een beetje een hobby van me is, maar Ellen de Bruin weet dat kennelijk niet en kakelt maar door.

Als je dan zo´n groot artikel wilt schrijven over zo´n onderwerp, verdiep je dan eerst ook goed in de materie. En zorg vervolgens voor een duidelijke samenvatting vooraf. Simpele eisen, voor Beyoncé vanzelfsprekend (of je doet het perfect of je doet het niet), maar voor NRC Handelsblad te hoog gegrepen. Nu mag je die Beyoncé-normen natuurlijk niet opleggen aan een krant met een bescheiden oplage als NRC Handelsblad. Alhoewel, wat is de oplage van Linda? Nu is het een wat vaag en lang verhaal over een wat ranzig onderwerp met in feite een onnodig shockerende afbeelding.

Nog is het vat niet leeg. In de bijlage Opinie en Debat van dezelfde zaterdag staat een artikel van 3/4 pagina over Pakistan, homoseks en modern zijn van Oskar Verkaaik (´Waarom hebben Pakistanen geen problemen met homoseks? Omdat ze niet modern zijn.´)

Het is een wat vaag verhaal. Wat me stoort is dat homoseks en travestie weer eens, en in feite nogal overbodig, gekoppeld worden. Een onuitroeibaar vooroordeel, lijkt het. NRC Handelsblad heeft op het gebied van kwalijke berichtgeving rond travestie die stereotypering in de hand werkt, toch al een beladen verleden, zie mijn eerdere blog daarover. Het artikel beslaat 3/4 pagina. Van de ruimte voor het artikel wordt meer dan 1/4 gebruikt voor een foto van een travestieshow voor alleen mannen, aldus het bijschrift. Vervolgens wordt in de tekst ook nog eens op een denigrerende manier over travestieten gesproken. Niet alleen dat de auteur zich nodeloos denigrerend uitlaat over travestieten en daarmee over de 240.000 Nederlandse transgenders, hij legt in de tekst ook nog eens nadrukkelijk de koppeling met homoseksualiteit.

Hij denkt kennelijk dat mannen die het met een show-travestiet doen, homo zijn. Voor een leek misschien een begrijpelijk misverstand, maar in dit geval is de man antropoloog en zou hij toch beter moeten weten. Homo´s vallen niet op vrouwen en ook niet op mannen die er soms heel overtuigend uitzien als vrouw. Voor hetero´s is het een heel ander verhaal. Die vallen op vrouwen en ook op alles dat er overtuigend uitziet als vrouw. Persoonlijk lijkt het me vrij simpel, maar voor Verkaaik is het te hoog gegrepen.

De showgirls die de vrouwenrol spelen, worden in dit geval soms wel verondersteld homoseksueel te zijn, hoewel je daar ook vraagtekens bij kunt zetten. Als je echt op mannen valt, neem je niet de tijd en de moeite je uitgebreid te verkleden, op te maken en mooi te maken, denk ik. Deze mannen spelen de vrouwenrol en proberen dat heel overtuigend te doen. De redenen waarom ze dat doen, zijn ook wel duidelijk. Een mens moet ook leven. Verder is er nog een klein, maar toch wel belangrijk puntje. Showgirls komen normaal niet klaar bij hun klant. Wat ze doen, doen ze dus niet voor het eigen gerief. Maar voor de antropoloog Verkaaik van de Universiteit van Amsterdam is het allemaal glashelder: dit zijn natuurlijk homo´s! Vervolgens geeft NRC Handelsblad Verkaaik graag alle ruimte om deze briljante gedachten de wereld kond te doen.

Het laatste uit de emmer. In het economiedeel van de zaterdag-krant tel ik in totaal drie bladzijden en dan nog 1/4 bladzij en dan nog een kleine advertentie met reclame van en voor NRC. De krant moet vol, maar dit is wel wat erg veel van het goede. Stel je voor dat Beyoncé in haar clips minutenlang gaat vertellen dat ze de ´Queen of R&B´ is. Inderdaad, dat zal Beyoncé nooit doen.

Maar het meest irritante komt dan nog. Dat logo: ´ik denk nrc>´. Ik denk zelf, tenminste dat probeer ik en op het moment dat de journalisten van de nrc voor mij het denkwerk moeten gaan doen, ziet mijn wereld er diep triest uit. Naar Beyoncé kijk en luister ik graag. Zij zal nooit zingen: ´I think Beyoncé.´ Maar misschien kunnen we van haar wel meer leren dan de NRC-redactie in haar stoutste dromen in staat is te denken.

-------------
Gepubliceerd 1/02/2010