In mijn vorige
notitie op deze blog ging het over de achteruitgang van de NRC die ik meende te zien.
Toen ik later terugdacht aan die notitie, maakte ik voor mezelf een wat merkwaardige vergelijking. Het verschil tussen NRC en Beyoncé lijkt heel erg op het verschil tussen klassieke transgenders en showgirls. Pardon, wat?
Biologische mannen die zich als vrouw manifesteren, heb je in twee totaal verschillende soorten die qua uiterlijk en qua innerlijk heel erg verschillen. Klassieke transgenders voelen zich vrouw en spelen de vrouwenrol en worden eventueel vrouw om zich gelukkig te voelen. Showgirls presenteren zich als vrouw en spelen de vrouwenrol om bij de toeschouwers een illusie, een fantasie op te wekken. De eerste groep is met haar eigen emoties bezig. De laatste groep is bezig met een performance om de emoties van de toeschouwer te raken.
Het bijzondere van dat onderscheid, dat inmiddels wetenschappelijk de nodige keren bevestigd is, is dat het ook heel zichtbaar is. Klassieke transgenders zien er totaal anders uit dan showgirls. Sommige auteurs (Bailey bijvoorbeeld) omschrijven het onderscheid ongeveer als volgt. Klassieke transgenders zien er uit als mannen die als vrouw verkleed zijn. Showgirls zien er -- soms verbluffend -- overtuigend uit als vrouw. Je kunt het ook zo omschrijven. Als een heteroseksueel denkt: ´Dat lijkt wel een leuke meid,´ dan is het een showgirl. Als een heteroseksueel geen interesse heeft, dan is het een klassieke transgender. Meestal werkt die regel vlekkeloos.
Een vrouw als Beyoncé is onmiskenbaar een showgirl, ook al is ze dan niet transgender, maar een normale vrouw. Niet omdat heteroseksuele mannen haar wel zien staan, maar bij Beyoncé is alles ondergeschikt aan dat ene heilige doel: een perfecte clip, een perfecte performance. En die volstrekte motivatie zie je als toeschouwer tenslotte terug in de clip. En dat is typerend voor een goede showgirl: een blinde motivatie voor een perfect resultaat.
Bij de voorbeelden die ik gaf uit de NRC zie je in feite precies het tegenovergestelde. Men is arrogant, men is zelfingenomen. Men neemt niet de moeite te zorgen voor een samenvatting vooraf. Men neemt niet de moeite zich goed in de materie te verdiepen. Men schrijft onnodig lange verhalen waarvan de inhoud niet duidelijk is. Men publiceert wat een toevallig vriendje toestuurt, want daar heeft men immers het recht toe. En zo gaat de lijst door en door. Men is journalist. Men is redactie. Men is hoofdredacteur. Men voelt zich heerlijk. Men zwelgt in de status van het beroep. Men zwelgt in de macht die het geeft. Maar om 5 uur opstaan voor een dagelijkse work-out van 3 uur is er niet bij. Men is kortom vooral bezig met de eigen emoties in plaats van met de vraag hoe men een krant kan maken die de lezer geweldig vindt.
En je houdt het niet voor mogelijk, maar op een of andere manier kun je dat als lezer merken. Natuurlijk kun je dat als lezer merken. De lezer kan iedere spelfout, ieder verkeerd woord, iedere foute komma zien. En dan hebben we het alleen nog maar over de oppervlakkige fouten. Niet over inhoudelijke tekortkomingen. Maar het produkt van een redactie en van journalisten is voor de lezer volledig zichtbaar. Alles wat niet goed is, is uiteindelijk ook voor de lezer zichtbaar niet goed.
Aan deze vreemde vergelijking van mezelf moest ik denken, toen ik las over het nieuwe boek van Jan Blokker:
Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek.
Nederlandse journalisten, fulmineert columnist Jan Blokker, houden niet van journalistiek. Waar heuse journalisten de feiten ‘opzoeken en voorgeleiden’, geven Hollandse dagbladschrijvers, doortrokken als ze zijn van verzuiling, al meer dan honderd jaar de voorkeur aan opinies. Het gaat ze niet om de waarheid, maar om hun waarheid. Dit schrijft Henk Blanken op de website
DeNieuweReporter.nl over dat boek.
Heeft Blokker gelijk? Ik citeer nog een keer uit het stuk van Blanken, die ook adjunct-hoofdredacteur is van het Dagblad van het Noorden.
Waar Blokker dik honderd pagina’s lang de verzuilde journalistiek fileert – “Een aanstaande journalist werd in Nederland niet gekozen en getraind als een ‘waakhond van de democratie’, maar als de herdershond van verzuilde kuddes…” – toont hij zich een behoudzuchtige oude man zonder verbeeldingskracht zodra hij vernieuwers de maat neemt. De passage waar het me om ging, heb ik vet gemaakt.
Misschien is Blokker wel oud en behoudzuchtig, maar waar ging het ook al weer over? En kan iemand die oud en behoudzuchtig is, niet gelijk hebben? Blanken ventileert hier een negatief argument over de persoon Blokker in plaats van over de stelling waar Blokker mee kwam. Vroeger leerden we op school dat dat niet mocht en niet hoorde, maar tegenwoordig schijnen onze hoogopgeleide journalisten daar nog nooit van gehoord te hebben.
Maar behalve dat Blanken hier een ´argument ad hominem´ (tegen de persoon) gebruikt, doet hij nog iets interessants. Erger nog: Blanken doet precies wat Blokker in zijn stelling beweert. Hij neemt niet de moeite inhoudelijk op de stelling van Blokker in te gaan, maar volstaat met het geven van een mening. En dat nu, was precies wat Blokker stelde en beweerde. Blanken bevestigt met zijn reactie het gelijk van Blokker, hoewel hij zichzelf dat kennelijk niet realiseert.
In het stukje stelt Blanken ook dat Blokker zelf doet, wat hij anderen verwijt. Hij schrijft graag opinie-stukjes. Ik kan me bij dat argument van Blanken wel iets voorstellen, want ik weet hoe Blokker schrijft. Aan de andere kant zou Blokker heel inconsequent zijn, als hij zelf een duidelijke uitzondering op zijn regel vormde. Maar het verwarrende is natuurlijk dat Blokker het brengt als een soort kritiek, terwijl hij het ondertussen zelf ook doet.
Hoe dan ook, de journalistieke prestaties van Blokker veranderen de juistheid of onjuistheid van de stelling niet. In feite gebruikt hij tweemaal een argument tegen de persoon van Blokker. Misschien is Blokker een vervelende, betweterige, oude zak. Maar daar ging het niet om. Het ging om die stelling en die stelling wordt niet meer of minder waar als Blokker een zak is. Zo simpel zou het moeten zijn, maar zo simpel is het voor deze adjunct-hoofdredacteur niet.
Wat hij echter wel opmerkt, is het volgende.
(...) Nederlandse journalisten waren de laatste jaren eerder overmatig zelfbewust en arrogant dan bedeesd. Ze waren in grote meerderheid behoudzuchtig, dat is waar, (...) niet geneigd tot vernieuwing, zelfkritiek of acceptatie van het onafwendbare. In die passage proef ik vooral ´bezig zijn met de eigen emoties´ in plaats van een brandende motivatie om een perfect artikel te schrijven.
Ik vond in totaal, na wat zoeken, 3 reacties op die
blog. Filip S. is het toch wel wat met de stelling van Blokker eens en geeft een concreet voorbeeld waarin een nieuwsfeit gereduceerd wordt tot een opinie in RTL Z. Ook de reactie van Mike heeft de strekking dat hij graag meer inhoud en wat minder opinie. Verder geeft Harry van
westlanders.nu nog een commentaar waarin hij stelt dat sensatiejournalistiek het vak verknald heeft en dat westlanders.nu het met succes over een andere, inhoudelijke boeg heeft gegooid.
Hugo Arlman schrijft op
denieuwereporter.nl het volgende over Blokkers boek.
Met zijn stelling ‘Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek’ heeft Jan Blokker, zo blijkt uit de reacties, misschien wel meer gelijk dan hij zelf dacht. De titel van Blokkers bundel met stukken over de media verwijst naar de voorliefde van journalistiek Nederland voor opinies, analyses en meningen – geheel in de traditie van de dominees vanaf de kansel en de onderwijzers voor de klas. Gewoon intelligent uitgezochte en goedgeschreven stukken gaven en geven in belangrijke delen van de gedrukte media geen status genoeg, je moet minstens ‘een column’ hebben, het liefst nog met fotootje. Zie de gênante proliferatie van stukjes, bij voorkeur met leuk fotootje, in de Volkskrant, zoals ook Vrij Nederland en HP De Tijd dat sinds jaren doen.Hij sluit zo af.
Maar ook als je internet omarmt als nieuw medium (...) moet je constateren dat internet journalistiek gesproken vooral tot méér meningen, méér opvattingen, méér profilering, méér pluriformiteit heeft geleid en niet altijd van topkwaliteit, to put it mildly. Tot méér degelijk geresearchte, feitenverzamelende journalistiek hebben die nieuwe media in Nederland helemaal niet geleid. In dat opzicht heeft de oude Jan Blokker sr. alle gelijk van de wereld.Dat klinkt heel aardig voor Blokker, maar was niet het punt waar het om ging. De centrale stelling van Blokker is dat journalisten graag vanaf de kansel het publiek belerend toespreken over hoe het allemaal moet in plaats van dat ze zorgen voor goede informatie. Zo wordt heel subtiel die simpele stelling omgebogen in iets veel onschuldigers zonder het openlijk met Blokker oneens te zijn.
Op die
blog vond ik één reactie en wel van Sent Wierda, ´free-lance journalist´. Hij merkt onder andere op:
Zoals Hugo Arlman constateert: Jan Blokker heeft het vaker bij het rechte eind dan menigeen zal willen/durven toegeven. Het tweede katern van de Volkskrant wordt door Jan Blokker ‘een vod, een rotzooi’ genoemd – een rake typering.Sent voelt dus sympathie voor het standpunt van Blokker, begrijp ik. Maar gaat dat nu over die centrale stelling of over zijn mening over het tweede katern van de Volkskrant? Je bent journalist en je reageert op zo´n stukje. En dan geef je dus je mening. Maar wat die mening precies inhoudt, is wat onduidelijk. Dit lijkt me weer een voorbeeld dat het gelijk van Blokker bevestigt. Journalisten zijn geneigd opinies te geven. Dat schrijft en leest gemakkelijk weg.
Blokker lijkt dus gelijk te hebben. Maar zelf geeft Blokker met die titel
Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek in feite ook een opinie. En dit stukje begon met een vreemde vergelijking die misschien ook vooral opinie was. En mijn vorige notitie op deze blog gaf in feite ook vooral een opinie. Kan het eigenlijk anders?
NRC-columnist Frits Abrahams was bij de presentatie van het boek van Blokker, waar de 82-jarige Blokker zelf helaas niet bij aanwezig kon zijn door gezondheidsproblemen. Ik citeer deze passage uit zijn column naar aanleiding van die presentatie.
Intussen kauwde ik, als niet al te fatalistisch aangelegde toehoorder, maar steeds op die provocatief bedoelde titel van Blokkers boek. Die klopt naar mijn gevoel niet. Journalisten van de betere kranten – over hén heeft Blokker het – houden volgens mijn waarneming wel degelijk van journalistiek. Ze schrijven graag hun reportages, interviews, commentaren en recensies – allemaal respectabele journalistieke genres. Ze voelen alleen minder voor de rol van harde newsgetter, de modderwroeter die de onderste steen bovenhaalt. Ze zijn er wel, die nooit versagende nieuwsgaarders, maar het zouden er méér moeten zijn. Het boek van Blokker had daarom beter kunnen heten: Nederlandse journalisten houden niet van nieuws.Abrahams verzacht de stelling dus wat. ´We zijn allemaal respectabele journalisten, maar we houden niet van nieuws.´ Wat me opvalt, is dat ook Abrahams in feite ook weer komt met wat in feite een mening is. ´De stelling zal wel betekenen ....,´ zegt hij.
Stel, dat je je als krant in dit geval beperkt had tot het nieuws. Dan moet je dus vertellen dat er een nieuw boek verschenen is van Blokker en je vertelt iets over dat boek. Dat is moeilijk en saai en spreekt de lezer niet aan. Bovendien sluipt in zo´n beschrijving van het boek binnen de kortste keren toch weer iets van een opinie en dat kan ook niet anders. Ik denk zelfs dat de lezer recht heeft op die opinie. Op het moment dat je schrijft over een boek, moet je daar een duidelijk standpunt over innemen. Natuurlijk moet je dat onderbouwen, maar de lezer wil graag weten wat jij ervan vindt. Dat valt niet echt te objectiveren.
Is het mogelijk nieuws te geven, zonder meningen? Nee, want door alleen kale feiten te presenteren, kun je niets overbrengen. Je kunt wel belangrijke, goede, relevante getallen hebben. Maar zonder iets van een opinie, krijg je een saai rapport dat niemand leest en niemand iets zegt. Zonder iets van een opinie, kun je de essentie niet overbrengen. Vaak is een goed verhaal belangrijker dan overtuigende getallen.
Maar tegelijkertijd denk ik van ´ja´. Een wel overwogen, goed onderbouwd verhaal is lastiger, kost veel meer tijd om te schrijven dan een vlot geschreven stukje met wat opinies.
Waar ligt precies de grens? Waar houdt het feit op en begint de opinie of waar houdt de opinie op en begint het feit? Neem zo´n wetenschappelijk ´feit´ als het onderscheid tussen showgirls (zoals ik ze noem) en klassieke transgenders (zoals ik ze noem). Als je er mee bekend bent, is het geen punt. Maar als je het niet kent, denk je vermoedelijk: hmmm.. Natuurlijk kun je dan een stel literatuurverwijzingen geven, maar overtuigt dat? Ik heb te vaak meegemaakt dat de vermelde literatuurverwijzingen alleen verwezen naar andere meningen en dat overtuigt mij dus niet.
Ik denk dat waar het bij journalistiek echt om gaat, de kwaliteit van de artikelen is. Zijn die artikelen leesbaar voor de lezer? Zijn ze helder en duidelijk? Zijn ze goed gestructureerd? Zijn ze voor die lezer relevant? Zijn ze voor die lezer begrijpelijk? En heel belangrijk: kloppen ze.
De column van Frits Abrahams is een prima voorbeeld. Hij is kort, helder, spreekt de lezer aan (volgens mij) en vestigt toch even op een leuke en leesbare manier de aandacht op die presentatie en dat boek. Hij geeft zijn mening, maar het is duidelijk dat het zijn mening is en tegelijkertijd heeft zijn stukje een feitelijke onderbouwing. Het is -- in mijn opinie -- een mooi stukje vakwerk. En op die manier is er niets mis met een beetje opinie, lijkt me.
Of neem iemand als Piet Borst. Hij neemt in zijn columns in de NRC heldere standpunten in. Hij laat weten wat hij ervan vindt. Maar tegelijkertijd neemt hij de moeite zijn standpunten te onderbouwen, uit te leggen, te documenteren en aan de man te brengen. Hij zal nooit alleen maar een mening verkondigen.
Op het moment dat je alleen nog maar je opinie geeft, zonder dat je een poging doet die te onderbouwen of informatief te zijn, is het geen vakwerk meer en wordt het knoeiwerk.
In die zin denk ik dat Blokker gelijk heeft, maar dat het ook een soort universele waarheid is, die niet beperkt is tot alleen Nederlandse journalisten en al die andere mensen die of van beroepswege of zo af en toe schrijven. We houden niet van van het wekenlang prutsen aan een hopeloze tekst, we houden niet van eindeloos bronnenonderzoek, we houden niet van eindeloos checken en opnieuw checken. Nee, we willen allemaal graag snel klaar zijn en denken dat het goed is.
Schrijven is eindeloos informatie verzamelen, doornemen, ordenen, ploeteren met formuleren, schrijven, herschrijven, afzien en streven naar perfectie waarbij je de tekst en de lezer steeds weer boven jezelf en je eigen emoties moet stellen. Hoe omschreef ik het ook al weer? ´Een blinde motivatie voor een perfect resultaat.´ Nee, mijn vergelijking met Beyoncé was zo gek nog niet.
-------------
Laatst bijgewerkt 7/02/2010.